ECLI:NL:RBROT:2020:3080

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
C/10/593156 / JE RK 20-711
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van opvoedproblemen en zorgwekkende situatie

Op 1 april 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken inzake de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de opvoedsituatie. De moeder van de kinderen staat er alleen voor en kan niet aan de opvoeding voldoen, terwijl de relatie tussen de ouders problematisch is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de onveilige en instabiele opvoedomgeving. Tijdens de zitting op 1 april 2020 is geprobeerd om de moeder en de minderjarigen telefonisch te horen, maar dit is niet gelukt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, gezien de huidige omstandigheden door het COVID-19 virus, het telefonisch horen voldoende is om de zaak te behandelen. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor een periode van drie maanden, met de mogelijkheid om de situatie na deze periode opnieuw te beoordelen. De Raad is verzocht om rapportage te doen over de voortgang van de hulpverlening en de stand van zaken met betrekking tot het verzoek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/593156 / JE RK 20-711
datum uitspraak: 1 april 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1] ,

hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2008 te [geboorteplaats kind 2] ,
hierna te noemen [naam kind 2] ,
[naam kind 3], geboren op [geboortedatum kind 3] 2013 te [geboorteplaats kind 3] ,
hierna te noemen [naam kind 3] ,
[naam kind 4], geboren op [geboortedatum kind 4] 2017 te [geboorteplaats kind 4] ,
hierna te noemen [naam kind 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 12 maart 2020, ingekomen bij de griffie op
13 maart 2020;
- een brief met bijlagen van de Raad van 30 maart 2020, ingekomen bij de griffie op
31 maart 2020.
Op 1 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft tijdens een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam vertegenwoordigster 2] .
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de taal Urdu, heeft de kinderrechter het telefonisch verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
[naam tolk] , tolk in de taal Urdu.
De tolk heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.
Ten aanzien van het horen van de moeder en de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2] overweegt de kinderrechter het volgende.
De kinderrechter heeft de moeder meermalen in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan het telefonisch groepsgesprek. Zo heeft de kinderrechter vier keer tevergeefs getracht telefonisch contact met de moeder op te nemen op het door de Raad verstrekte telefoonnummer, te weten [telefoonnummer 1] . De moeder heeft de telefoonoproepen van de kinderrechter niet beantwoord en heeft zelfs de oproepen beëindigd. Gezien deze situatie gaat de kinderrechter ervan uit dat de moeder geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid om haar mening over het verzoek van de Raad kenbaar te maken. Daarbij heeft de kinderrechter ook gelet op het gegeven dat de moeder tegenover de Raad te kennen heeft gegeven dat zij niet akkoord kan gaan met het telefonisch behandelen van het verzoek. Gelet op de beperkende mogelijkheden van het horen van belanghebbenden in verband met het COVID-19 virus en de aard en strekking van het verzoek van de Raad is de kinderrechter van oordeel dat, rekening houdend met deze feiten en omstandigheden, het verzoek kan worden behandeld en beoordeeld, waarbij de moeder voldoende in de gelegenheid is gesteld om haar reactie op het verzoek te geven.
Voorts heeft de kinderrechter drie keer tevergeefs getracht telefonisch contact met de minderjarige [naam kind 1] op te nemen op het door de Raad verstrekte telefoonnummer van [naam kind 1] , te weten [telefoonnummer 2] . Voorafgaand aan het telefonisch verhoor heeft de Raad ook diverse tevergeefse pogingen gedaan om het telefoonnummer van de minderjarige [naam kind 2] te ontvangen.
Nu de minderjarige [naam kind 1] gelet op het voorgaande niet voor de kinderrechter bereikbaar is en de kinderrechter geen telefoonnummer van [naam kind 2] heeft, zij de Raad niet hebben laten weten dat zij door de kinderrechter gehoord wensen te worden, zal de kinderrechter het verzoek van de Raad uiterst behoedzaam beoordelen.
De kinderrechter is al met al van oordeel dat het telefonisch horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om de zaak te behandelen en tot een goed oordeel te komen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] wonen bij de moeder.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er zijn zorgen over [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] . De moeder staat er in hun opvoeding alleen voor en komt niet aan zichzelf toe. Zij heeft het beste voor met haar kinderen. De situatie is echter te zwaar voor de moeder. Ook de relatie tussen de ouders is erg zorgelijk. In het verleden heeft er tussen hen veel gespeeld. De vader heeft een lastige positie.
Ook is er sprake van kindsignalen. [naam kind 1] heeft veel last van de situatie. [naam kind 2] en [naam kind 3] ervaren gevoelens van boosheid. Daarom wordt voor de oudste drie kinderen een traumabehandeling geadviseerd.
Tot nu toe is hulpverlening onvoldoende van de grond gekomen. Er is een aanmelding gedaan bij Prokino voor opvoedondersteuning en voor traumabehandeling. Ook is een aanmelding bij Memosa gedaan. Deze hulp komt echter niet op gang.
[naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] hebben hulp nodig. Het is van belang dat [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] structuur krijgen en naar school en de peuterspeelzaal gaan. Ook moet er aandacht zijn voor de positie van vader. Hij moet een rol in het leven van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] krijgen.

Het standpunt van de GI en belanghebbenden

De vertegenwoordiger van de GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld.
Bij het wijkteam heeft de moeder aangegeven dat zij het zwaar heeft nu [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] vanwege de huidige situatie en de maatregelen in verband met het COVID-19 virus de hele tijd thuis zijn. Het wijkteam heeft voor de middelste twee kinderen opvang geregeld, maar de moeder wil niet aan de voorwaarden voldoen. De kinderen zijn nog steeds thuis. De moeder is overbelast en er gebeurt veel in de thuissituatie. Zij heeft aangegeven dat zij geen tijd heeft voor hulpverlening en dat zij zich uitsluitend op [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] richt. Zij houdt de deur dicht en is telefonisch niet meer bereikbaar voor de GI.
De moeder heeft tijdens het onderzoek door de Raad aangegeven dat zij het niet eens is met het verzoek, dat zij altijd vrijwillig heeft meegewerkt, dat zij naar alle afspraken is geweest en dat zij alles zelf heeft opgepakt. Wanneer de jeugdbeschermer betrokken was gebleven tijdens het drangtraject zou het onderhavige verzoek volgens haar niet nodig zijn geweest.
De vader heeft zich tijdens de zitting niet verzet tegen het verzoek.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij groeien op in een onveilige en instabiele opvoedomgeving. De ouders zijn gescheiden van tafel en bed, hebben al jaren relatieproblemen en moeder is wisselend in haar wens of zij wel of geen contact met de vader wil. Ook hebben de ouders persoonlijke problematiek en de verzorging en de opvoeding van de kinderen lijkt de draagkracht van de moeder te boven te gaan. Beide ouders zijn niet in staat om op een onbelaste wijze in het belang van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] met elkaar te communiceren. Bovendien wordt [naam kind 1] door de ouders in het middelpunt van hun onderlinge strijd geplaatst, waar hij veel last van heeft.
Er is sprake van kind-signalen bij [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . [naam kind 1] heeft depressieve gevoelens ontwikkeld en last van stemmingswisselingen. Ook laat hij veelvuldig schoolverzuim zien en presteert hij als gevolg van sociaal-emotionele problemen onder zijn niveau op school.
[naam kind 2] en [naam kind 3] ervaren veel boosheid. Het kan niet anders dan dat [naam kind 4] ook last heeft van de onrust in het gezin en de overbelasting van de moeder. Bij [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] is meervoudig trauma geconstateerd. Er is echter voor hen nog geen hulpverlening vanuit Prokino ingezet.
Er lijkt bij de moeder een patroon te zijn ontstaan, waarbij zij aangeeft dat zij geen ruimte en energie heeft om de aangeboden hulp te accepteren. Nu de moeder zelfs de opvang voor [naam kind 2] en [naam kind 3] in deze periode, die was bedoeld om haar te ontlasten, heeft afgewezen en het haar niet lukt om de juiste hulpverlening in te schakelen en daadwerkelijk te aanvaarden, is een dwangkader aangewezen.
De ontwikkeling van minderjarigen gaat snel, waardoor het in het belang van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] is dat de hulpverlening nu voortvarend wordt opgepakt. Er is al vanaf begin 2017 in een vrijwillig kader geprobeerd adequate hulpverlening in te zetten en dat heeft tot nu toe niet geresulteerd in traumabehandeling voor de kinderen en hulpverlening dan wel begeleiding voor de moeder bij de opvoeding van de kinderen. Hoe langer deze situatie voor de kinderen duurt hoe meer beschadigd zij kunnen en zullen raken. De kinderen worden al langere tijd in hun ontwikkeling bedreigd. De ouders zijn niet in staat om zelfstandig deze bedreiging af te wenden en de noodzakelijke hulpverlening te accepteren. Het is van belang dat beide ouders [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] niet langer belasten met hun relatieproblemen, evenmin met hun opvattingen over de ander en dat de moeder zal meewerken aan ondersteuning vanuit de hulpverlening bij de traumabehandeling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] en bij de opvoeding van de vier kinderen. Er dient zicht te komen op de draagkracht van de moeder en op haar opvoedvaardigheden. Ook zal moeten worden onderzocht in hoeverre de vader een rol kan spelen in het leven van de kinderen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4]
onder toezicht stellen. In de wijze waarop de kinderrechter het verzoek ter zitting heeft kunnen behandelen en het niet hebben kunnen voeren van kindgesprekken met [naam kind 1] en [naam kind 2] , terwijl zij daaraan mogelijk wel behoefte hebben, ziet zij aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot drie maanden. Het verzoek wordt voor het overige verzochte aangehouden. Voor afloop van deze drie maanden kan worden bekeken wat de stand van zaken is met betrekking tot de noodzakelijke hulpverlening. Ook dan worden de Raad, de GI, de belanghebbenden en de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2] weer in de gelegenheid gesteld hun standpunten aan de kinderrechter kenbaar te maken.
De Raad wordt verzocht om uiterlijk twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de GI en de belanghebbenden) in een briefrapportage te informeren over de stand van zaken in de afgelopen periode en gemotiveerd aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van
1 april 2020 tot 1 juli 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling voor het overig verzochte aan;

En alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
16 juni 2020 te 14:30 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A. Verweij, kinderrechter.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en belanghebbenden;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI en de belanghebbenden;
gelast de oproeping van de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2020 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.