In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee voormalige partners, [eiseres] en [gedaagde], die samen een overeenkomst van geldlening zijn aangegaan met VoordeelBank B.V. De eiseres vorderde een verdeling van de boedel en een betaling van € 15.790,- van de gedaagde, die zijn deel van de lening nooit had betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de lening op 4 juni 2014 volledig was afgelost door [eiseres]. De rechter oordeelde dat de vermogensrechtelijke verhouding tussen samenwoners niet dezelfde regels volgt als die voor echtgenoten en dat een lening geen goed is dat verdeeld kan worden. De vordering van [eiseres] werd afgewezen omdat de gedaagde zich terecht beroept op verjaring van de regresvordering. De kantonrechter concludeerde dat de verjaringstermijn van vijf jaar was verstreken, aangezien de dagvaarding pas op 18 juli 2019 was uitgebracht, meer dan vijf jaar na de aflossing van de lening. [eiseres] werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 720,- aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde].