ECLI:NL:RBROT:2020:3110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
C/10/593556 / FA RK 20-1922
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang voor psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten

Op 30 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische stoornis, te weten dementie. Het verzoekschrift van het CIZ was ingekomen op 19 maart 2020, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en een medische verklaring. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de cliënt, haar advocaat en haar dochters gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op maatschappelijke verwaarlozing en lichamelijk letsel. Ondanks de inzet van thuiszorg en alarmeringssystemen, is de situatie van de cliënt onhoudbaar. De rechtbank oordeelt dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 30 september 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593556 / FA RK 20-1922
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 30 maart 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt]
advocaat mr. C.E. Willemsen te Gorinchem.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 19 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 16 januari 2020;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door I. Montfoort, arts, van 14 februari 2020, en
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 18 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 dochters van cliënt, mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] ;
 F. van Don, casemanager, verbonden aan stichting Aafje.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt in de voorliggende zaak lijdt aan een psychogeriatrische stoornis, te weten dementie
2.3.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige maatschappelijke verwaarlozing en teloorgang en het ontstaan van ernstig lichamelijk letsel. Cliënt laat met regelmaat de ramen en deuren van haar woning open staan, ondanks de kou buiten. Naast het gevaar daarvan voor de gezondheid van cliënt, bevindt de woning van cliënt zich op de begane grond. Daarnaast is cliënt valgevaarlijk, maar weigert alarmeringssystemen in haar woning. De thuiszorg komt nu driemaal per dag bij cliënt langs, maar dit is inmiddels onvoldoende. Al vroeg in de ochtend is cliënt op pad. Soms belt ze aan bij haar buren, terwijl zij enkel in haar ondergoed gekleed is. Zij is dan op zoek naar paracetamol vanwege hoofdpijn. Ze realiseert zich niet meer dat de thuiszorg dan binnen afzienbare tijd bij haar langskomt om haar te helpen met dergelijke zaken. Tijdens de zitting geven de dochters van cliënt aan dat zij overbelast raken van de zorg voor cliënt. De derde dochter van cliënt is niet bij de zitting aanwezig omdat zij volgens dochters van cliënt zo zwaar overbelast is geraakt dat ze het mentaal niet meer aan kan. Uitbreiden van de thuiszorg is geen optie meer.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt]
voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 september 2020.
Deze beschikking is op 30 maart 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 3 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.