ECLI:NL:RBROT:2020:3115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
KTN-8203596_10042020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in incident over bevoegdheid in geschil tussen Hardeman Isolatie B.V. en Lindeloof Services B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een incident over de bevoegdheid van de kantonrechter. Eiseres, Hardeman Isolatie B.V., heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, Lindeloof Services B.V., met betrekking tot een overeenkomst van onderaanneming voor dakrenovatie. De vordering van Hardeman omvat onder andere de betaling van een restant hoofdsom, een beëindigingsvergoeding en buitengerechtelijke incassokosten. Lindeloof heeft in het incident aangevoerd dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren, omdat volgens haar de algemene voorwaarden van toepassing zijn, waarin een arbitraal beding is opgenomen. Hardeman betwist dit en stelt dat haar eigen algemene voorwaarden van toepassing zijn, waarin geen arbitraal beding is opgenomen. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de processtukken en de argumenten van beide partijen. De uitspraak in het incident is gepland voor 2 juni 2020, waarbij Lindeloof de gelegenheid krijgt om een akte in te dienen. De beslissing in de hoofdzaak wordt aangehouden totdat er een eindbeslissing in het incident is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8203596 CV EXPL 19-52081
uitspraak: 10 april 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in het incident
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hardeman Isolatie B.V.,
gevestigd te Kootwijkerbroek,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.W. Mouthaan,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Lindeloof Services B.V.,
gevestigd te Hellevoetsluis,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Boogaard.
Partijen worden hierna aangeduid als “Hardeman” en “Lindeloof”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 27 november 2019, met producties;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid van de kantonrechter, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident, met producties.
1.2
De datum van de uitspraak van het vonnis in het incident is bepaald op heden.

2..De beoordeling

in het incident

2.1
In de hoofdzaak vordert Hardeman – verkort weergegeven – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Lindeloof te veroordelen tot betaling aan haar van:
de restant hoofdsom van € 12.668,12 met rente;
de beëindigingsvergoeding van € 3.025,- met rente;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.169,72 met rente;
de proceskosten, inclusief nakosten en rente.
2.2
Hardeman legt – voor zover op dit moment van belang – aan deze vordering ten grondslag de tussen partijen gesloten overeenkomst van onderaanneming ter zake het uitvoeren van een dakrenovatie bij [naam bedrijf 1] te Moerdijk (hierna: de overeenkomst).
2.3
Lindeloof vordert in het incident dat de rechtbank zich bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad onbevoegd verklaart van de vorderingen van Hardeman kennis te nemen. Zij voert hiertoe – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – aan dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst. In artikel 23 van die algemene voorwaarden is een arbitraal beding opgenomen. Ingevolge artikel 1022 Rv dient de kantonrechter zich daarom onbevoegd te verklaren.
2.4
In de conclusie van antwoord in het incident concludeert Hardeman tot afwijzing van de incidentele vordering. Zij stelt dat niet de algemene voorwaarden van Lindeloof, maar haar eigen algemene voorwaarden van toepassing zijn. Er is geen arbitraal beding overeen gekomen, zodat de kantonrechter bevoegd is.
2.5
Artikel 1022 Rv luidt als volgt: De rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, verklaart zich onbevoegd, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is. Indien de stellingen van Lindeloof juist zijn, dient de kantonrechter zich dus onbevoegd te verklaren.
2.6
Lindeloof onderbouwt haar stelling dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn door te wijzen op de door haar opgestelde schriftelijke overeenkomst van 28 augustus 2018 (productie 1 Lindeloof). Deze overeenkomst is niet door Hardeman getekend.
2.7
Hardeman stelt onder verwijzing naar artikel 6:225 lid 3 BW dat zij de eerste verwijzer naar algemene voorwaarden is en dat Lindeloof de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Hardeman niet uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen. Zij onderbouwt deze stelling door het overleggen van een offerte van 20 juli 2018 met nummer [nummer] (productie 17 Hardeman), waarin onderaan elke pagina staat vermeld: “Op al onze aanbiedingen, overeenkomsten en leveringen zijn onze algemene voorwaarden van toepassing”. In de schriftelijke overeenkomst van 28 augustus 2018 wordt op de tweede pagina naar deze offerte verwezen waar staat vermeld: “Het verrichten van werkzaamheden conform uw offerte [nummer] ”. Ook in een brief van 21 november 2018 van Lindeloof aan Hardeman (productie 4 Hardeman) wordt gerefereerd aan een offerte van 20 juli 2018.
Hardeman wijst er voorts nog op dat ook in de door haar op 31 augustus 2018 verzonden opdrachtbevestiging (productie 3 Hardeman) haar algemene voorwaarden van toepassing worden verklaard. Lindeloof betwist echter dat zij deze opdrachtbevestiging heeft ontvangen.
2.8
Indien de stelling van Hardeman dat de door haar overgelegde offerte van 20 juli 2018 de basis vormt voor de overeenkomst juist is, betekent dit dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst, tenzij Lindeloof de toepasselijkheid van deze voorwaarden uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen. Omdat Hardeman deze offerte pas bij haar conclusie van antwoord in het incident in het geding heeft gebracht, heeft Lindeloof hierop nog niet kunnen reageren. Zij zal in de gelegenheid worden gesteld dit alsnog te doen.
2.9
Hardeman heeft subsidiair gesteld dat de door Lindeloof in het geding gebrachte algemene voorwaarden (productie 3 Lindeloof) niet de algemene voorwaarden zijn waar de schriftelijke overeenkomst van 28 augustus 2018 naar verwijst. In die overeenkomst staat immers vermeld dat van toepassing zijn de “Algemene inkoop- en onderaannemingsvoorwaarden van Lindeloof Services B.V.”, terwijl overgelegd zijn de “Algemene inkoop- en onderaannemingsvoorwaarden (AIOV) van Beheermaatschappij [naam bedrijf 2] ”. Lindeloof zal in de gelegenheid worden gesteld om ook op deze stelling van Hardeman te reageren.
2.1
Gelet op het voorgaande wordt de zaak verwezen naar de hierna genoemde rolzitting voor het nemen van een akte aan de zijde van Lindeloof. Hardeman zal daarna bij antwoordakte mogen reageren.
in de hoofdzaak
2.11
Houdt iedere beslissing aan totdat in het incident een eindbeslissing is genomen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
stelt Lindeloof in de gelegenheid een akte te nemen als hiervoor bedoeld onder 2.8 en 2.9 en verwijst de zaak daarvoor naar de rolzitting van de hierna genoemde kantonrechter van
dinsdag 2 juni 2020 om 14.30 uur;
in de hoofdzaak
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
423