In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten om zonder dat de belanghebbenden zijn gehoord, een korte overbruggingsbeslissing te nemen. Dit besluit is genomen in het kader van het beleid van de Raad voor de rechtspraak om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals gepubliceerd op 16 maart 2020. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] eerder was verlengd tot 9 april 2020 en dat er een verzoek was ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond om deze ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van één jaar.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er voldaan is aan de voorwaarden voor ondertoezichtstelling zoals bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Daarom heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van drie maanden, tot 9 juli 2020. De behandeling van het verzoek voor de langere termijn is aangehouden. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zittingsdatum, die gepland staat op 2 juni 2020, recente informatie aan te leveren.
De beschikking is openbaar uitgesproken en de kinderrechter heeft de belanghebbenden en de GI opgeroepen voor de zitting op 2 juni 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak. Het hoger beroep moet worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Den Haag.