In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. Vanwege de coronamaatregelen heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden; de betrokkenen zijn telefonisch gehoord. De kinderrechter oordeelt dat deze manier van horen, gezien de uitzonderlijke omstandigheden, voldoende is om tot een goed oordeel te komen.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot zijn meerderjarigheid op 30 december 2020. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder aangevraagd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] momenteel verblijft in een gesloten jeugdhulpinstelling en dat er zorgen zijn over zijn veiligheid bij de moeder. De kinderrechter heeft de betrokkenen gehoord, waaronder de vader en een vertegenwoordigster van de GI.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De beslissing houdt rekening met de betrokkenheid van de vader en de noodzaak van duidelijke afspraken rondom de plaatsing bij de moeder. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 december 2020 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met ingang van 2 april 2020 tot 30 december 2020. De beschikking is mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.