ECLI:NL:RBROT:2020:3213

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
C/10/593135 / JE RK 20-705
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 maart 2020 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. Er zijn problemen met agressie en hij volgt al geruime tijd geen onderwijs. De ouders van [voornaam minderjarige] hebben gezondheidsproblemen en zijn onvoldoende in staat om hem de nodige begeleiding te bieden. De kinderrechter heeft, gezien de huidige omstandigheden rondom de coronamaatregelen, besloten om de ondertoezichtstelling voor een kortere periode van zeven maanden uit te spreken, met de mogelijkheid tot verlenging afhankelijk van de situatie in de toekomst.

De kinderrechter heeft de ouders en de minderjarige telefonisch gehoord, wat door de bijzondere omstandigheden als voldoende werd beschouwd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een jeugdbeschermer moet worden aangesteld om de ouders en [voornaam minderjarige] te begeleiden en om de regie te voeren over de benodigde hulpverlening. De kinderrechter heeft ook aandacht gevraagd voor het feit dat de ouders en [voornaam minderjarige] weinig vertrouwen hebben in een ondertoezichtstelling, gezien hun eerdere ervaringen. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting, die gepland staat voor 25 september 2020, recente informatie aan te leveren over de voortgang van de situatie van [voornaam minderjarige].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/593135 / JE RK 20-705
datum uitspraak: 27 maart 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2006 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,
[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 12 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 13 maart 2020.
Op 27 maart 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen. Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om door de kinderrechter telefonisch te worden gehoord.
De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 27 maart 2020 telefonisch gehoord:
- [voornaam minderjarige] , die apart is gehoord,
- de ouders, in elkaars aanwezigheid via het telefoonnummer van de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige] woont bij de ouders.

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft meegedeeld dat er ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Er is sprake van agressieproblematiek en [voornaam minderjarige] volgt al gedurende een langere periode geen onderwijs. Het gezin heeft ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Daarnaast is bij de ouders sprake van gezondheidsproblematiek. De ouders worden zwaar belast en zij zijn onvoldoende in staat [voornaam minderjarige] de sturing te geven die hij nodig heeft. [voornaam minderjarige] is onvoldoende gemotiveerd zijn medewerking te verlenen aan de hulpverlening en de ouders weten hier [voornaam minderjarige] niet in te stimuleren. Bezien moet worden welke hulp voor [voornaam minderjarige] passend is. Daarnaast dient hij weer op een school te worden geplaatst. Een neutrale derde moet hierin de regie nemen. Het vrijwillig kader is ontoereikend voor de aanwezige problematiek. Aangegeven wordt dat een ondertoezichtstelling voortijdig kan worden beëindigd als de situatie te zijner tijd voldoende verbeterd blijkt te zijn.

Het standpunt van de GI

De GI heeft aangegeven dat wordt aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI is in 2016-2017 vanuit het drangkader bij het gezin betrokken geweest. Uit het rapport van de Raad blijkt dat de zorgen rondom [voornaam minderjarige] zijn toegenomen waardoor het vrijwillig kader ontoereikend wordt geacht.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft naar voren gebracht dat het probleem is dat [voornaam minderjarige] niet naar school kan. Bij [voornaam minderjarige] is sprake van gedragsproblemen, maar hij volgt om de week op maandag agressie-regulatietherapie en kan bij Auriga starten voor dagbehandeling zodra de situatie rondom het coronavirus is genormaliseerd. De moeder heeft veel vertrouwen in Auriga, waarmee al een goede samenwerking is. Het is ook zo dat [voornaam minderjarige] wel graag naar school wil. Het is zorgelijk dat [voornaam minderjarige] , terwijl hij nog heel jong is, nu niet naar school gaat en ’s ochtends tot heel laat in bed blijft liggen. De moeder heeft aangegeven geen goede ervaringen te hebben met een ondertoezichtstelling. Deze heeft voor haar oudste zoon geen toegevoegde waarde gehad.
Ook de vader heeft aangegeven dat het belangrijk is dat [voornaam minderjarige] weer naar school gaat en dat hij dit zelf ook graag wil.

De beoordeling

[voornaam minderjarige] is al gedurende een langere periode geschorst van school ten gevolge van geweldsincidenten. Volgens de school laat hij vanaf het begin van het schooljaar op veel momenten dreigend gedrag zien richting medeleerlingen en leerkrachten. De school kan op dit moment de veiligheid van de medeleerlingen en de leerkrachten niet waarborgen, mede waarom de school twijfelt of terugwerken naar school voor [voornaam minderjarige] haalbaar is.
[voornaam minderjarige] heeft aangegeven dat hij werd uitgedaagd en zich op die momenten niet kon inhouden. Dit vindt de kinderrechter heel zorgelijk; het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] leert zijn emoties onder controle te houden. [voornaam minderjarige] is pas dertien jaren oud en nog een lange tijd leerplichting. Positief is dat [voornaam minderjarige] graag naar school wil en door de Raad wordt omschreven als een eerlijke jongen die het graag goed wil doen. Er moet daarom alles aan worden gedaan dat [voornaam minderjarige] zo snel als mogelijk weer naar een school kan om aan zijn toekomst te werken.
De school vindt het belangrijk dat er een persoonlijkheidsonderzoek gaat plaats vinden, om te onderzoeken hoe het komt dat [voornaam minderjarige] zijn emoties niet onder controle heeft en om te kijken wat hij nodig heeft om zijn gedrag aan te passen zodat hij weer naar school kan.
Momenteel volgt [voornaam minderjarige] psychomotorische therapie. [voornaam minderjarige] wil echter niet meer dan één soort hulpverlening tegelijk, dus hij wil hiermee stoppen wanneer een andere vorm van hulp wordt gestart. [voornaam minderjarige] heeft gezegd dat hij wel bereid is naar de dagbehandeling van Auriga te gaan.
Voor [voornaam minderjarige] is het van belang dat hij de behandeling en begeleiding krijgt die hij nodig heeft. Ook een systematische aanpak lijkt noodzakelijk om de ouders in hun ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] te sterken. Daarbij moet er aandacht zijn voor het feit dat [voornaam minderjarige] en zijn ouders niet voldoende lijken te beseffen hoe zorgelijk de situatie is.
De kinderrechter is van oordeel dat de situatie op dit moment zo zorgelijk is dat begeleiding van de ouders en [voornaam minderjarige] door een jeugdbeschermer noodzakelijk is. Deze jeugdbeschermer kan onder meer de regie voeren over de in te zetten hulp, waaronder een persoonlijkheids-onderzoek en begeleiding bij de zoektocht naar een passende dagbesteding. Het belangrijkste doel moet zijn dat [voornaam minderjarige] uiteindelijk weer op een prettige manier naar school kan gaan. Daarbij is belangrijk dat [voornaam minderjarige] met zo min mogelijk verschillende hulpverleners te maken krijgt, omdat dat te onrustig is voor hem.
Met de Raad is de kinderrechter van oordeel dat in ieder geval aan de doelen moet worden gewerkt zoals vermeld op pagina 16 van het Raadsrapport. Aandacht moet er zijn voor het feit dat de ouders en [voornaam minderjarige] , door hun ervaringen in het verleden, weinig vertrouwen in een ondertoezichtstelling hebben.
Ten gevolge van het coronavirus heeft de mondelinge behandeling van het verzoek van de Raad telefonisch plaatsgevonden. Hierdoor is het lastiger dan normaal om goed met elkaar te bespreken wat belangrijk is. Uit voorgaande volgt wel dat op dit moment is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal
vooralsnogeen ondertoezichtstelling voor niet langer dan zeven maanden uitspreken en over zes maanden een volgende mondelinge behandeling plannen. Mogelijk is de situatie van [voornaam minderjarige] dan dusdanig verbeterd dat een ondertoezichtstelling niet langer nodig is.
De kinderrechter verzoekt de Raad, in samenspraak met de GI, uiterlijk twee weken voor de hierna vermelde datum recente informatie aan de kinderrechter, met afschrift daarvan aan de GI en de belanghebbenden, te doen toekomen en daarbij te vermelden of het verzoek wel of niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
25 september 2020 te 13:30 uurin het gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbenden;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (en de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen;
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige] tegen voormelde zittingsdatum en -tijdstip.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.