In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een incident dat door eiser is ingesteld tegen KPN B.V. Eiser vorderde op grond van artikel 843a Rv inzage in alle bescheiden die betrekking hebben op betalingen die KPN van of namens eiser heeft ontvangen. Eiser stelde dat hij rechtmatig belang had bij deze inzage om zijn vordering in de hoofdzaak te onderbouwen, die betrekking heeft op onverschuldigde betaling. KPN betwistte echter dat eiser rechtmatig belang had en stelde dat hij zelf de benodigde informatie bij zijn bank kon opvragen.
De procedure begon met een dagvaarding van 2 november 2018, waarin eiser zijn vordering toelichtte. KPN heeft in haar verweer aangevoerd dat zij al alle relevante gegevens had verstrekt en dat eiser niet had aangetoond dat hij niet zelf de benodigde informatie kon verkrijgen. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage, aangezien hij zelf de betaalgegevens bij zijn bank kon opvragen. De rechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de kosten van het incident.
De uitspraak benadrukt het belang van de verantwoordelijkheid van de eiser om zijn vordering te onderbouwen en dat artikel 843a Rv niet bedoeld is om deze verantwoordelijkheid bij de gedaagde neer te leggen. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling in de hoofdzaak.