In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 april 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren in 2002. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen tot de meerderjarigheid van [voornaam minderjarige] op 29 september 2020, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld vanwege de COVID-19 maatregelen, waarbij de betrokkenen zijn gehoord.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door een combinatie van problematiek, waaronder een negatief zelfbeeld en emotie regulatie problemen. De ouders hebben een afwachtende houding aangenomen, wat de situatie van [voornaam minderjarige] niet ten goede komt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk blijft om de hulpverlening te continueren en om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] uit het zicht raakt.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd, maar het verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat dit niet voldoende onderbouwd was. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI opnieuw een verzoek kan indienen als er in de toekomst meer duidelijkheid is over de noodzaak van een uithuisplaatsing. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.