In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2020, betreft het een vrijwaringsvonnis in een arbeidsgeschil tussen [eiseres] en de besloten vennootschap Ansbertus Worldwide Services B.V. [eiseres] was in dienst bij The Greenery B.V. en heeft een conflict gehad met deze werkgever, wat leidde tot de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. [eiseres] stelt dat Ansbertus, die haar in deze kwestie adviseerde, haar niet adequaat heeft bijgestaan, waardoor zij een maand zonder inkomen kwam te zitten. [eiseres] vordert schadevergoeding van Ansbertus.
Ansbertus heeft op zijn beurt The Greenery in vrijwaring gedagvaard, stellende dat The Greenery verantwoordelijk was voor het correct vastleggen van de opzegtermijn in de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank heeft de vordering van Ansbertus afgewezen, omdat niet is aangetoond dat Ansbertus een vordering op The Greenery zou hebben, mocht de vordering van [eiseres] worden toegewezen. De rechtbank oordeelt dat Ansbertus niet heeft aangetoond waarom The Greenery tegenover haar verplicht was om een andere opzegtermijn in acht te nemen.
De rechtbank heeft de incidentele vordering van Ansbertus afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het incident, vastgesteld op € 210,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiseres]. De zaak is verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak, die op 7 mei 2020 zal plaatsvinden.