Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 24 juli 2019, met producties;
- de aantekeningen d.d. 19 november 2019, met producties;
- de conclusie van repliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen ANWB B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. ANWB vorderde betaling van een openstaande factuur van € 44,30, alsmede buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De gedaagde had een overeenkomst met ANWB voor een lidmaatschap en een fietspas, maar stelde dat hij het lidmaatschap telefonisch had opgezegd na een ongeluk met zijn scooter. ANWB betwistte deze opzegging en stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de factuur die op 18 november 2018 was verzonden.
De procedure begon met een dagvaarding op 24 juli 2019, gevolgd door verschillende processtukken. De gedaagde heeft niet gereageerd op de rolzitting van 12 maart 2020. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij het lidmaatschap had opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van ANWB gegrond was, omdat de gedaagde niet had aangetoond dat hij zijn verplichtingen jegens ANWB was nagekomen.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 84,78, inclusief buitengerechtelijke kosten en vervallen rente, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.