In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Famed B.V. en een gedaagde. Famed, een besloten vennootschap gevestigd te Amersfoort, vorderde betaling van € 238,35 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00, wegens achterstallige betaling van medische behandelingen die de gedaagde had ondergaan. De medische behandelingen vonden plaats tussen 12 februari 2019 en 25 mei 2019 en de kosten waren gecedeerd aan Famed door B4 Solutions. De gedaagde had de nota van 18 juni 2019 onbetaald gelaten.
De gedaagde voerde als verweer aan dat zij de vordering niet kon betalen vanwege haar beperkte inkomen en dat de kosten voor de medische behandelingen door de personen die haar in december 2018 hadden mishandeld, vergoed moesten worden. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde de correcte uitvoering van de medische behandelingen niet had betwist en dat zij op grond van artikel 7:405 lid 1 BW in samenhang met artikel 7:461 BW verplicht was om de kosten te betalen. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde ontsloegen haar niet van deze betalingsverplichting.
De kantonrechter heeft de vordering van Famed in zijn geheel toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van Famed, die op € 210,75 aan verschotten en € 108,00 aan salaris voor de gemachtigde werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.