In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020 uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, handelend onder de naam [handelsnaam 1], en gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam 2]. Eiser vorderde betaling van een bedrag van € 5.021,50 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, als gevolg van niet-betaalde facturen die door eiser aan gedaagde zijn verzonden. De procedure volgde na een dagvaarding op 18 november 2019 en verschillende schriftelijke reacties van gedaagde. Gedaagde heeft de facturen niet betwist, maar voerde aan dat er al betalingen waren gedaan die niet in mindering waren gebracht op de hoofdsom. Gedaagde stelde dat hij tijdelijk in financiële problemen verkeerde, maar dat hij in staat was om de achterstand binnen zes maanden af te lossen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op de gevorderde hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 15 oktober 2018. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten toegewezen, maar de gevorderde kosten voor juridische bijstand zijn afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het liquidatietarief rechtvaardigden. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en is openbaar uitgesproken.