ECLI:NL:RBROT:2020:3392

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
C/10/591302 / JE RK 20-411
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen verblijven sinds oktober 2018 bij hun grootouders, terwijl de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, niet in staat is om hen een veilige thuissituatie te bieden. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld vanwege de coronamaatregelen, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing voor een jaar, omdat de moeder niet voldoet aan de voorwaarden voor terugplaatsing van de kinderen. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen de telefonische behandeling en verzocht om een fysieke zitting, maar de kinderrechter heeft besloten dat de verlenging noodzakelijk is in het belang van de kinderen. De kinderen zijn getuige geweest van huiselijk geweld en hebben trauma's opgelopen, waardoor de moeder niet in staat is om hen voldoende veiligheid te bieden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 maart 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 30 september 2020, met de mogelijkheid voor de moeder om haar standpunt te geven tijdens een fysieke zitting op een later moment.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/591302 / JE RK 20-411
datum uitspraak: 27 maart 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2006 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2010 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam grootouders] ,

de grootouders (moederszijde), hierna te noemen de grootouders, wonende te [woonplaats grootouders] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 10 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 12 februari 2020,
- de brief van de GI van 2 maart 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- het gezinsplan van 5 maart 2020, ingediend door de GI, ingekomen bij de griffie op
26 maart 2020.
Op 27 maart 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen. Omdat in verband met het beleid van de rechtspraak in verband met het coronavirus de zitting geen doorgang heeft gevonden, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft door middel van een conference call telefonisch gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. B. van Haeften,
- de grootmoeder mz,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .
[naam kind 1] is voorafgaand aan de conference call apart telefonisch gehoord.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven bij de grootouders.
Bij beschikking van 22 maart 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 30 maart 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot
30 maart 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De kinderen verblijven sinds oktober 2018 bij de grootouders. Het afgelopen jaar is gekeken op welke manier [naam kind 1] en [naam kind 2] veilig terug kunnen gaan naar de moeder. De moeder had aangegeven dat zij de relatie met haar partner zou beëindigen, maar zij heeft momenteel nog steeds contact met hem. De kinderen hebben een trauma opgelopen door deze man. [naam kind 2] heeft hiervoor speltherapie en EMDR-therapie gehad, maar dit heeft onvoldoende geholpen. Het lukt de moeder niet om zich aan de afspraken te houden. De kinderen kunnen de moeder hierdoor niet vertrouwen. De moeder is betrokken bij de kinderen en brengt hen naar school, zwemles en voetbaltraining, maar de kinderen kunnen niet meer bij de moeder gaan wonen. De komende periode wil de GI bekijken op welke manier de kinderen positief contact kunnen hebben met de moeder.

De standpunten

Namens de moeder heeft de advocaat naar voren gebracht dat de belangen van de moeder onvoldoende kunnen worden behartigd door middel van telefonisch horen. De moeder geeft de voorkeur aan een fysieke zitting, zodat de rechtbank fysiek kennis kan maken met de moeder. Tijdens een fysieke zitting zal de moeder zichzelf beter kunnen verwoorden.
Met betrekking tot de inhoud van het verzoek heeft de advocaat namens de moeder overeenkomstig haar pleitnota primair verzocht de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] af te wijzen en subsidiair om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte aan te houden. Ter onderbouwing van dit standpunt is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De GI heeft als voorwaarde voor de terugplaatsing van de kinderen gesteld dat de moeder haar relatie met haar partner moet beëindigen. De moeder vindt dit niet redelijk. De relatie tussen de moeder en haar partner is op een paar maanden na altijd goed geweest en er heeft nooit geweld of een heftige ruzie plaatsgevonden. De partner heeft zijn traject bij De Waag afgerond, waardoor hij zijn boosheid beter onder controle heeft. De moeder ziet wel in dat er zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, maar daarvoor hebben zij hulp ontvangen en zij ontvangen nog steeds hulp voor hetgeen zij hebben meegemaakt. Daarnaast heeft de moeder het afgelopen jaar alle hulp geaccepteerd en heeft zij bijna iedere dag contact met de kinderen. De moeder is van mening dat de kinderen bij haar kunnen opgroeien in een stabiele woon- en opvoedingsomgeving, waarin zij zich kunnen focussen op school en andere kindzaken zonder te worden blootgesteld aan huiselijk geweld.
De grootmoeder heeft aangegeven dat het goed gaat met de kinderen. De grootmoeder wil dat de kinderen en de moeder gelukkig zijn.

De beoordeling

Gelet op het feit dat er geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de telefonische behandeling van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW), aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] worden verlengd voor de duur van twaalf maanden.
De kinderrechter kan zich goed voorstellen dat de moeder van mening is dat zij meer tot haar recht komt in een fysieke zitting dan tijdens een conference call, ook al wordt zij vertegenwoordigd door een advocaat. Toch zal de kinderrechter een beslissing nemen op het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat zij dit in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk acht.
De kinderen zijn in het verleden getuige geweest van huiselijk geweld tussen de moeder en haar partner. De kinderen zijn daardoor beschadigd en getraumatiseerd. Het is voor hen belastend om in aanraking te komen met de partner van de moeder. Vooral [naam kind 2] heeft hier veel last van. De kinderen verblijven vanwege de onveilige thuissituatie sinds oktober 2018 bij de grootouders, waar het naar omstandigheden goed met hen gaat.
Een basisvoorwaarde van de GI voor een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder is dat de moeder de relatie met haar partner beëindigt, zodat de kinderen worden gevrijwaard van contact met hem en van de ruzies tussen hem en de moeder. De moeder kiest echter voor haar partner en houdt zich niet aan de afspraken. De kinderen hebben hierdoor het gevoel dat zij de moeder niet kunnen vertrouwen. Hoewel de moeder veel van de kinderen houdt en elke dag bij hen betrokken is, is zij niet in staat hen voldoende veiligheid te bieden, ten gevolge waarvan [naam kind 1] en [naam kind 2] niet bij de moeder kunnen wonen.
Gelet op het voorgaande is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, van het BW). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte pro forma aanhouden, zodat de moeder in de gelegenheid is om over het resterende deel van het verzoek haar mening te geven tijdens een fysieke zitting op de rechtbank.
De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk op de genoemde pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken (met afschrift aan de belanghebbenden) en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 30 maart 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 30 september 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot
1 september 2020 pro forma;
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI
uiterlijkop de genoemde pro forma datum de kinderrechter, met afschrift aan de belanghebbenden, de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.