ECLI:NL:RBROT:2020:3400
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurverhogingen en bewijsvoering in huurgeschil
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D.L.A. van Voskuilen, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.E. Aalders, met betrekking tot huurverhogingen die in de jaren 2015 tot en met 2018 zouden zijn aangezegd. De procedure volgde op een tussenvonnis van 20 december 2019, waarin eiser de gelegenheid kreeg om te bewijzen dat de huurverhogingen tijdig aan gedaagde waren meegedeeld. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis overwogen dat de aanzegging van de huurverhoging van 2015 te laat was en dat deze niet in rekening mocht worden gebracht. Eiser diende bewijs te leveren voor de aanzeggingen van de huurverhogingen van 2016, 2017 en 2018, maar de kantonrechter oordeelde dat eiser hierin niet was geslaagd. De bewijsstukken die eiser had overgelegd, waaronder brieven en verklaringen, waren onvoldoende om aan te tonen dat gedaagde de huurverhogingen had ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van eiser, die ook een huurachterstand betrof, moest worden afgewezen. Tevens werd eiser veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, vastgesteld op € 540,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 10 april 2020.