ECLI:NL:RBROT:2020:3557

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
C/10/593667 / FA RK 20-1981
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van artikel 7:7 Wvggz

Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene met een psychotisch toestandsbeeld, dat door alcoholgebruik is verergerd. De rechtbank oordeelt dat, hoewel het toestandsbeeld is verbeterd, het risico op terugval groot is zonder adequate hulpverlening. De officier van justitie verzocht om de voortzetting van de crisismaatregel die op 20 maart 2020 was opgelegd. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een verslavingsarts van de instelling waar de betrokkene verblijft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend nadeel, veroorzaakt door het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis. De rechtbank oordeelt dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank concludeert dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk en evenredig is, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 31 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593667 / FA RK 20-1981
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 25 maart 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene], betrokkene,
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , Afghanistan,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Bouman te Rotterdam,
advocaat mr. R.L.I. Jansen te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 23 maart 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 20 maart 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 20 maart 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. C. van Tuijl , psychiater, van 20 maart 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 drs. R. Deurhof, verslavingsarts, verbonden aan Antes, locatie Bouman.
1.3.
De officier is niet telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is met een – door alcohol geïnduceerd – psychotisch toestandsbeeld opgenomen. Volgens zijn familieleden ging het de afgelopen periode steeds minder goed met betrokkene en kwam hij meerdere keren in beschonken toestand thuis. Wanneer betrokkene alcohol drinkt, kan hij erg in de war raken en dreigend gedrag vertonen, aldus de arts bij de mondelinge behandeling. Zo had hij voorafgaand aan de opname 18 keer de politie gebeld en gedreigd zichzelf en zijn familieleden wat aan te doen met een vuurwapen. Hoewel het psychotische toestandsbeeld inmiddels is opgeklaard, is het risico op een terugval groot wanneer betrokkene zonder hulpverlening naar huis gaat. Hulpverlening zal op relatief korte termijn opgestart kunnen worden.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een alcoholverslaving.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, voor de duur van drie weken;
 het beperken van de bewegingsvrijheid, voor de duur van acht dagen;
 het opnemen in een accommodatie, voor de duur van acht dagen.
Gelet op de verklaring van de arts dat er op korte termijn naar een ontslag wordt toegewerkt, ziet de rechtbank aanleiding om het opnemen in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid toe te wijzen voor een kortere duur, te weten acht dagen. Na deze periode zal de zorg door het FACT team in een ambulant kader worden voortgezet.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de arts bij de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Hoewel betrokkene tijdens de mondelinge behandeling verklaart achter de vormen van verplichte zorg te staan, heeft betrokkene een beperkt ziektebesef en heeft hij in het verleden niet altijd meegewerkt aan de geboden hulp. Naar het oordeel van de rechtbank geeft betrokkene daarom onvoldoende blijk van de nodige bereidheid tot vrijwillige zorg.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen, met inachtneming van de daarin genoemde termijnen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 april 2020.
Deze beschikking is op 25 maart 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 31 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.