ECLI:NL:RBROT:2020:3561

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
C/10/592344 / FA RK 20-1340
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 maart 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in Suriname en wonende in Nederland, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A. van Londen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de betrokkene als zijn advocaat en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige gehoord.

De rechtbank heeft de criteria voor het verlenen van een zorgmachtiging beoordeeld. Er werd vastgesteld dat de betrokkene leed aan een psychische stoornis, namelijk schizofrenie, maar dat zijn toestand op dat moment stabiel was. De betrokkene nam zijn depotmedicatie op vrijwillige basis in, wat door de behandelaar werd bevestigd. De rechtbank concludeerde dat er geen noodzaak was voor verplichte zorg, aangezien de benodigde zorg op basis van vrijwilligheid kon worden verleend. Daarom werd het verzoek om zorgmachtiging afgewezen.

De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.M. Coenraad en is op 3 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/592344 / FA RK 20-1340
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 30 maart 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , Suriname,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. A. van Londen te Utrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 28 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door F.H. van Essen, psychiater, van 21 februari 2020;
 de zorgkaart van 19 februari 2020 met bijlagen;
 het zorgplan van 20 februari 2020 met bijlagen;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord.
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 M. van den Hurk, sociaal psychiatrisch verpleegkundige, verbonden aan Antes.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Uit de geneeskundige verklaring en de toelichting van de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat sprake is van ernstig nadeel dat vermoedelijk wordt veroorzaakt door een psychische stoornis, te weten schizofrenie. Het psychiatrisch beeld van betrokkene is op dit moment stabiel. Betrokkene accepteert trouw zijn depotmedicatie, zoals ook de behandelaar ter zitting bevestigt. Betrokkene verklaart dat hij zijn depotmedicatie op basis van vrijwilligheid inneemt, hetgeen afgelopen maand ook feitelijk het geval was, nu de laatste voorwaardelijke machtiging tot en met 1 maart 2020 liep. Dat betrokkene zich er niet van bewust was, dat er geen machtiging meer liep, maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de daadwerkelijke vrijwilligheid van betrokkene nu van geen problemen bij het accepteren van zijn depot is gebleken. Hoewel de behandelaar aangeeft dat zij, anders dan betrokkene, graag de dosering van zijn medicatie wil verhogen, is daar op dit moment geen reden toe, gelet op de stabiliteit in het toestandsbeeld van betrokkene. Nu de nodige zorg op basis van vrijwilligheid verleend kan worden, is verplichte zorg niet nodig. Het verzoek zal om die reden worden afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 30 maart 2020 mondeling gegeven door mr. L.M. Coenraad, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 3 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.