ECLI:NL:RBROT:2020:3561
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 maart 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in Suriname en wonende in Nederland, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A. van Londen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de betrokkene als zijn advocaat en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige gehoord.
De rechtbank heeft de criteria voor het verlenen van een zorgmachtiging beoordeeld. Er werd vastgesteld dat de betrokkene leed aan een psychische stoornis, namelijk schizofrenie, maar dat zijn toestand op dat moment stabiel was. De betrokkene nam zijn depotmedicatie op vrijwillige basis in, wat door de behandelaar werd bevestigd. De rechtbank concludeerde dat er geen noodzaak was voor verplichte zorg, aangezien de benodigde zorg op basis van vrijwilligheid kon worden verleend. Daarom werd het verzoek om zorgmachtiging afgewezen.
De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.M. Coenraad en is op 3 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.