ECLI:NL:RBROT:2020:3564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
C/10/592082 / FA RK 20-1221
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot een betrokkene met een psychische stoornis

Op 30 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die lijdt aan een floride psychotisch toestandsbeeld, vermoedelijk in het kader van schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene, als gevolg van zijn psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op agressie en ernstige verwaarlozing. De betrokkene is eerder klinisch opgenomen geweest en heeft recentelijk ontslag gekregen uit het ziekenhuis, maar weigert zorg en medicatie.

De rechtbank heeft de criteria voor verplichte zorg zoals beschreven in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) toegepast. Er is vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft besloten om een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van vijf maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en beperking van de bewegingsvrijheid.

De rechtbank benadrukt dat na een aanzienlijke periode van opname, de betrokkene opnieuw beoordeeld moet worden door een onafhankelijk psychiater. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.M. Coenraad en is op 3 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/592082 / FA RK 20-1221
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 30 maart 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 25 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door W.M.M. Kimenai, psychiater, van 12 februari 2020;
 de zorgkaart van 25 februari 2020;
 het zorgplan van 24 februari 2020;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 H. Neyndorff, psychiater, en H. Hotak, verpleegkundige, beiden verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een floride psychotisch toestandsbeeld zeer waarschijnlijk in het kader van schizofrenie bij een verstandelijk beperkte man.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene is klinisch opgenomen geweest bij Antes: tot en met 29 februari 2020 met een voorlopige machtiging en ook nog enige tijd nadien totdat hij tegen de gemaakte afspraken in is vertrokken. Betrokkene is tot 28 maart jl. opgenomen geweest in het IJsselland Ziekenhuis in verband met longklachten. Sinds twee dagen is hij met ontslag en verblijft hij weer thuis. Op dit moment neemt betrokkene geen medicatie in. Betrokkene heeft paranoïde wanen en grootheidswanen. Tijdens de zitting vertelt betrokkene een onsamenhangend verhaal, waaruit blijkt dat hij achterdochtig is. Zo zou hij opdracht gegeven hebben om criminelen in te rekenen. Ook zou er rottigheid uitgehaald worden met helikopters. Betrokkene zegt dat het goed met hem gaat. Hij heeft geen ziektebesef en geen ziekte-inzicht. Hij weigert zorg.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van vijf maanden;
 het beperken van de bewegingsvrijheid, voor de duur van vijf maanden;
 het opnemen in een accommodatie, voor de duur van vijf maanden.
Ter zitting is, ten aanzien van het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie, het volgende besproken. Alleen wanneer betrokkene zich in de ambulante setting niet houdt aan één keer in de week contact met zijn behandelaren, steeds angstiger wordt en zijn medicatie niet meer inneemt, kan betrokkene opgenomen worden of kan (opnieuw) gebruik worden gemaakt van de bovengenoemde vormen van verplichte zorg in de accommodatie. Aansluiting bij het opnemen van verplichte zorg als zodanig kan worden gezocht in de Memorie van Toelichting, pagina 12 en de Tweede Nota van Wijziging, pagina 157.
2.2.3.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.4.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.5.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van vijf maanden en niet voor de maximale duur van zes maanden, aangezien de zaak buiten de wettelijke termijn op zitting is behandeld.
2.2.6.
Hoewel de zorgmachtiging voor vijf maanden wordt verleend, wijst de rechtbank voorts op de nog steeds geldende vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM 24 oktober 1979,
Winterwerp v. The Netherlands, 6301/73, r.o. 39 en EHRM 5 oktober 2000,
Varbanov v. Bulgaria, 31365/96, r.o. 47). Wanneer een aanzienlijke periode reeds is verstreken en betrokkene moet worden opgenomen, moet betrokkene opnieuw worden beoordeeld door een onafhankelijk psychiater. De medische verklaring bij onderhavig verzoek kan na een aanzienlijke periode niet meer een vrijheidsbeneming rechtvaardigen. Een nieuwe beoordeling moet gebaseerd worden op het toestandsbeeld waarvan op dat moment sprake is.
2.2.7.
Gelet op het verhandelde ter zitting is de rechtbank overigens van oordeel dat het belangrijk is dat betrokkene huishoudelijke hulp en thuiszorg toelaat, zodat er op kan worden toegezien dat betrokkene daadwerkelijk zijn medicatie inneemt ter behandeling van de psychische stoornis en het somatisch lijden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 augustus 2020.
Deze beschikking is op 30 maart 2020 mondeling gegeven door mr. mr. L.M. Coenraad, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 3 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.