ECLI:NL:RBROT:2020:3572

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
C/10/592960 / FA RK 20-1636
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt met een verstandelijke handicap

Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt met een verstandelijke handicap, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De cliënt, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking, staat op de wachtlijst voor een geschikte behandelplek, maar heeft in het verleden weerstand geboden tegen verhuizingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt, als gevolg van haar aandoening, leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit ernstige nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 25 september 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 31 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/592960 / FA RK 20-1636
Machtiging tot voortzetting van het verblijf
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 25 maart 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg, hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt], cliënt,
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
wonende en verblijvende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 11 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de aanvraag voor de rechterlijke machtiging van 11 maart 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 20 december 2019;
 de verklaring van drs. A. Dekker, arts verstandelijk gehandicapten, van 19 februari 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Middin van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 17 februari 2020;
 het zorgplan van 14 januari 2019;
 de beschikking van de momenteel geldende rechterlijke machtiging van 16 september 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 drs. B. Knip, arts verstandelijk gehandicapten, en S. Kroes, gedragsdeskundige, beiden verbonden aan Middin.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Bij beschikking van 16 september 2019 heeft de rechtbank Den Haag op grond van artikel 3 van de Wet Bopz een voorlopige machtiging verleend tot en met 14 maart 2020. Op grond van artikel 76 lid 2 van de Wzd wordt deze machtiging aangemerkt als een machtiging tot opname en verblijf. Op grond van artikel 39 lid 5 Wzd kan de rechter een eerstvolgende machtiging verlenen met een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaren.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap, te weten een licht verstandelijke beperking.
2.4.
Deze verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is onder andere gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Cliënt heeft een laag sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau en kan verbaal en fysiek agressief gedrag en ondoordacht seksueel wervend gedrag vertonen. In het verleden is er ook sprake geweest van middelengebruik. Cliënt kan vanwege haar beperking niet zelfstandig functioneren buiten de accommodatie en heeft voortdurend toezicht nodig. Daarnaast zij heeft behoefte aan structuur en begrenzing. Dit wordt in de huidige accommodatie onvoldoende geboden. Voorts zijn er weinig behandelmogelijkheden in de huidige accommodatie. Om deze reden staat cliënt op de wachtlijst voor een geschikte behandelplek. Het is echter onduidelijk wanneer er een plek beschikbaar is, aldus de arts bij de mondelinge behandeling. Verwacht wordt dat cliënt uiterlijk binnen één jaar zal kunnen verhuizen.
2.5.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wensen.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Hoewel cliënt op dit moment instemt met een verhuizing, hebben de gedragsdeskundige en de arts verklaard dat cliënt zich in het verleden heeft verzet tegen verhuizingen en daarbij opstandig gedrag vertoonde. Zij verwachten dat dit bij de komende verhuizing ook zal gebeuren.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De rechtbank acht het passender om de machtiging voor een kortere duur te verlenen en zo een toetsmoment in te bouwen. De machtiging zal daarom worden verleend voor de duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 september 2020.
Deze beschikking is op 25 maart 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 31 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.