ECLI:NL:RBROT:2020:3592

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
C/10/594445 / FA RK 20-2406
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel op basis van WvGGZ voor betrokkene met paranoïde psychotisch toestandsbeeld

Op 7 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beschikking gegeven over de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene met een paranoïde psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie. De officier van justitie had op 6 april 2020 verzocht om deze voortzetting, na een eerdere crisismaatregel die op 3 april 2020 was opgelegd. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een behandelaar van de Parnassia Groep. De officier was niet ter zitting verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, dat voortvloeit uit zijn psychische stoornis. De betrokkene heeft een geschiedenis van schizofrenie en vertoont momenteel symptomen die wijzen op een verergering van zijn toestand. De rechtbank oordeelt dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 28 april 2020. De beschikking is op 7 april 2020 mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594445 / FA RK 20-2406
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 7 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [postcode] [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Poortmolen te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. S.R. Kwee te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 3 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 3 april 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. S.M. Kooper, psychiater, van 3 april 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 het bericht dat er geen relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
 [naam persoon] , verbonden aan Parnassia Groep, locatie Poortmolen.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstige psychische schade.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van paranoïde psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie.
Betrokkene kent een lang verleden binnen de GGZ in verband met schizofrenie. De afgelopen jaren is betrokkene stabiel geweest, waarbij er wel sprake was van chronisch psychotische klachten. Het vermoeden bestaat dat betrokkene eind 2019 zelfstandig zijn medicatie heeft gehalveerd en de laatste periode helemaal niet meer heeft ingenomen. Daarnaast ervaart betrokkene op dit moment meer stress vanwege de recente opname van zijn vader in een verpleeghuis. Betrokkene is verbaal agressief en dreigend naar zijn moeder geweest en slaapt hij ’s nachts wisselend. Ook de ambulante GGZ hulp heeft betrokkene dreigend de deur gewezen. Betrokkene is zeer geagiteerd, onrustig, wil geen hulp en verteld onsamenhangende verhalen. Tevens maakt betrokkene een onverzorgde indruk. Het steunsysteem, moeder en broer, zijn overbelast geraakt.
Ter zitting heeft de behandelaar verklaard dat het psychotische toestandsbeeld van betrokkene nog niet is verbleekt. Betrokkene werkt wel mee en hij neemt zijn medicatie. Betrokkene vindt zelf dat het goed gaat en het ontbreekt hem aan ziekte inzicht. Ook is zijn zelfverzorging nog niet goed. Op dit moment is het nog niet duidelijk of de medicatie effectief zal zijn en of deze nog bijgesteld moet worden.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Hoewel hij zegt vrijwillig in de instelling te willen blijven en medicatie te gebruiken is deze vrijwilligheid naar het oordeel van de rechtbank op dit moment nog onvoldoende consistent. De arts heeft in dit kader tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat betrokkene geen inzicht heeft in zijn ziektebeeld en in het recente verleden om die reden heeft besloten de medicatie te stoppen. De rechtbank ziet, op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 28 april 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 7 april 2020 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 20 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.