In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 5 maart 2020, en betreft zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de COVID-19 maatregelen. De moeder van [voornaam minderjarige] heeft het verzoek ondersteund, terwijl de vader niet bereikbaar was voor hulpverlening.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over [voornaam minderjarige], waaronder schoolverzuim en onduidelijkheid over haar verblijfplaats. De ouders zijn onvoldoende betrokken bij haar opvoeding en hebben niet adequaat gereageerd op de hulpverlening. De kinderrechter heeft geoordeeld dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is, gezien de tekortkomingen in de vrijwillige hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van zes maanden, met ingang van 24 maart 2020.
De beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.