ECLI:NL:RBROT:2020:3599

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
C/10/591356 / JE RK 20-419
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van zes maanden, maar de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De zaak vond plaats in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de zitting telefonisch is gehouden.

De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen, omdat de moeder, die geen vaste woonplaats heeft en met schulden kampt, niet in staat is om voor [voornaam minderjarige] te zorgen. De vader, bij wie [voornaam minderjarige] woont, steunde het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, maar vond de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer nodig. De moeder was het eens met het verzoek, maar gaf aan dat het moeilijk is om een woning te vinden.

De kinderrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter concludeerde dat de moeder niet in staat is om [voornaam minderjarige] een veilige omgeving te bieden en dat de hulp van een jeugdbeschermer nog steeds vereist is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 2 oktober 2020, maar de machtiging tot uithuisplaatsing werd afgewezen, omdat de moeder instemde met de huidige situatie en de plaatsing bij de vader.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/591356 / JE RK 20-419
datum uitspraak: 24 maart 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 13 februari 2020.
Op 24 maart 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen. Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft door middel van een conference call telefonisch gehoord:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de vader.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader te verlengen voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] verblijft bij de vader, omdat de moeder geen vaste verblijfplaats heeft. Ook is er bij de moeder sprake van schuldenproblematiek. De moeder heeft sinds kort werk gevonden, waardoor het voor haar lastig is om [voornaam minderjarige] regelmatig te zien. Dit is teleurstellend voor [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] krijgt momenteel therapie om hiermee om te leren gaan. Daarnaast verloopt de communicatie tussen de ouders stroef.

De standpunten

De vader is het eens met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De machtiging tot uithuisplaatsing is niet meer nodig. De afspraken met de moeder verlopen af en toe stroef. De vader wil duidelijke afspraken met elkaar maken.
De moeder is het eens met het verzoek. [voornaam minderjarige] heeft een goede plek bij de vader. De afspraken met de jeugdbeschermer verlopen goed. Het is moeilijk voor de moeder om een woning te vinden. Het zal een lange tijd duren, voordat [voornaam minderjarige] bij de moeder kan gaan wonen.

De beoordeling

Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de vertegenwoordiger van de GI en de belanghebbenden door middel van een conference call telefonisch gehoord. De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
Er zijn nog steeds ernstige zorgen over [voornaam minderjarige] . Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek, verslavings- en schuldenproblematiek. Zij is daardoor onvoldoende in staat om [voornaam minderjarige] onderdak te bieden, te verzorgen en haar veiligheid te waarborgen. [voornaam minderjarige] woont sinds december 2017 bij de vader, waar zij een positieve ontwikkeling doormaakt. Het afgelopen jaar is het niet gelukt om een bezoekregeling tussen [voornaam minderjarige] en de moeder vorm te geven. De moeder kan vanwege haar persoonlijke situatie en nieuwe baan [voornaam minderjarige] niet regelmatig bezoeken. Sinds kort volgt [voornaam minderjarige] de training Billy Boom om te leren omgaan met deze instabiele situatie. Hoewel de ouders bereid zijn hulpverlening te accepteren, zijn zij vanwege de omstandigheden hiertoe onvoldoende in staat. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de bijstand van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te volgen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] daarom verlengen voor de duur van zes maanden.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter als volgt. Beide ouders zijn belast met het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] . Zij verblijft al sinds december 2017 feitelijk bij de vader met gezag en staat ook in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van de vader. De moeder stemt in met deze plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader. Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarom niet meer noodzakelijk. De kinderrechter is van oordeel dat niet wordt voldaan aan artikel 1:265b, eerste lid, BW en wijst het resterende verzoek van de GI af.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 2 oktober 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.