3.1.[eiser] heeft - verkort weergegeven - bij dagvaarding gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat:
a. a) op grond van artikel 7:610b BW tussen [eiser] en Allianz vanaf 1 juli 2018 een arbeidsovereenkomst is ontstaan met een urenomvang van 55,15 uur per week;
en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Allianz te veroordelen:
b) tot betaling van € 1.131,33 bruto, zijnde het loon over de te weinig betaalde uren over de periode 1 juli 2018 tot en met 28 februari 2019;
c) tot betaling van € 3.996,35 bruto, het loon over de te weinig betaalde uren over de periode 1 maart 2019 tot en met 1 augustus 2019;
d) tot betaling van de wettelijke rente en de wettelijke verhoging over voornoemde bedragen;
e) om binnen 5 dagen na betekening van het vonnis aan [eiser] deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties te verstrekken over de nabetaling onder verbeurte van een dwangsom;
f) tot afgifte van alle loonstroken vanaf 1 februari 2019 van alle schade-behandelaren op de afdeling waar [eiser] werkzaam is op grond van artikel 843a Rv;
g) tot afgifte van een lijst van alle geklikte poststukken per dag door alle schade- behandelaren vanaf 1 februari 2019 tot heden op de afdeling van Allianz waar [eiser] werkzaam is op grond van artikel 843a Rv;
h) [eiser] toegang te verschaffen tot het Mainframesysteem van Allianz op straffe van een dwangsom;
i. i) tot betaling van de gemiddelde overwerkvergoeding van € 1.933,11 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag vanaf 31 januari 2019 totdat [eiser] hersteld is;
j) de maximale wettelijke verhoging over het onder sub i gevorderde bedrag;
k) de wettelijke rente over de hiervoor onder i en j gevorderde bedragen;
l) tot betaling van de buitengerechtelijke kosten;
m) tot betaling van de proceskosten en de nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.