In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is er sprake van een huurachterstand van vijf maanden door de gedaagden. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.C.Y. Cheung, heeft de gedaagden gedagvaard wegens deze achterstand en vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De gedaagden hebben de vordering betwist en aangegeven in financiële problemen te verkeren, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de gedaagden niet voldoende zijn om de vordering van de eiser te weerleggen. De kantonrechter heeft besloten om gedaagden een termijn van één maand te geven om de achterstand van € 1.967,73 en de rente van € 2,48 te betalen, met de mogelijkheid van ontbinding van de huurovereenkomst indien deze termijn niet wordt nageleefd. De rechter heeft de gedaagden ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 20 maart 2020.