ECLI:NL:RBROT:2020:3718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
C/10/594094 / FA RK 20-2209
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de inbewaringstelling in verband met psychogeriatrische aandoening en coronacrisis

Op 1 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beschikking gegeven over de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënte, geboren op [geboortedatum cliënte], die verblijft in Woon-zorgcentrum De Vijverhof te Capelle aan den IJssel. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De situatie van cliënte is acuut geworden door de coronacrisis, waardoor haar zorgsituatie verslechterde. Cliënte, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, vertoonde problematisch gedrag, waaronder agressie naar de thuiszorg en het dwalen op straat. De burgemeester van Capelle aan den IJssel had op 30 maart 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, wat de basis vormde voor de rechterlijke machtiging.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder cliënte, haar advocaat en zorgprofessionals van De Vijverhof. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor cliënte, wat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk maakt. De rechtbank oordeelde dat er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn en dat de machtiging voor een periode van zes weken wordt verleend, tot en met 13 mei 2020. De beschikking is op 1 april 2020 mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en op 7 april 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594094 / FA RK 20-2209
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 1 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënte], cliënte,
geboren op [geboortedatum cliënte] ,
wonende aan de [adres cliënte] , [woonplaats cliënte] ,
thans verblijvende in Woon-zorgcentrum De Vijverhof aan de Reigerlaan 251, 2903 LJ te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. S.R. Kwee te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 31 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 30 maart 2020;
 de verklaring van drs. M. van Hoof, arts, van 30 maart 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 17 mei 2019;
 de aanvraag van 31 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënte met haar advocaat;
 drs. R.A. Palmans, specialist ouderengeneeskunde en H.M. Boom, teamleider zorg, beiden verbonden aan De Vijverhof en
 [naam dochter] , dochter van cliënte.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Gelet op artikel 24 lid 3 Wzd kan deze machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.3.
Op 30 maart 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Capelle aan den IJssel ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënte als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënte sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Cliënte is een vrouw die inmiddels al drie jaar bekend is met de ziekte van Alzheimer. Een opname in een zorginstelling is een voorbereiding geweest maar die is steeds uitgesteld omdat de situatie door de combinatie van thuiszorg, die cliënte slechts beperkt accepteerde, dagbesteding en mantelzorg van haar dochter, net aan hanteerbaar was. Door de coronacrisis is de dagopvang gestopt. Ook mag zij haar vriend niet meer ontvangen. De situatie is daardoor acuut geworden. Cliënte kan zichzelf niet meer verzorgen, was agressief naar de thuiszorg en hield zich niet aan de geldende maatregelen. Daarbij kwam dat cliënte ging dwalen op straat en dan vaak haar sleutels vergat zodat zij zich buitensloot en door buren moest worden geholpen.
2.6.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
Cliënte verzet zich tegen een voortzetting van zorg in de accommodatie. Dit blijkt uit haar fysiek verzet op de afdeling. Daarnaast is zij erg verdrietig en zegt ze in de plomp te willen springen.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënte] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 mei 2020.
Deze beschikking is op 1 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 7 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.