In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Famed B.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Famed B.V. vorderde betaling van een openstaande factuur van € 138,10, die voortkwam uit een tandheelkundige behandeling die de gedaagde had ondergaan. De gedaagde had op 5 juli 2017 een behandeling ondergaan waarvoor hij een bedrag van € 96,48 in rekening was gebracht. Deze vordering was overgedragen aan Famed door de zorgverlener. Famed stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de factuur en dat zij buitengerechtelijke incassokosten had moeten maken. De gedaagde voerde aan dat de behandeling niet naar verwachting was verlopen en dat hij niet het volledige bedrag verschuldigd was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de behandeling had ondergaan en dat hij in beginsel gehouden was het verschuldigde bedrag te betalen. Het verweer van de gedaagde dat de behandeling niet langer dan vijf minuten had geduurd, werd verworpen, omdat de behandeling oorspronkelijk voor 45 minuten was gepland. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde het bedrag van € 96,48 aan Famed moest voldoen, en dat de vordering van Famed voor het overige, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente, werd toegewezen. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van Famed.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de gedaagde bij het aangaan van een behandeling en de gevolgen van wanbetaling, evenals de mogelijkheid voor een schuldeiser om buitengerechtelijke kosten te vorderen.