ECLI:NL:RBROT:2020:3804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
FT RK 20-104
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring onder bijzondere omstandigheden door de coronacrisis

Op 21 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak, waarbij de ontvanger van de Belastingdienst, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.E. Schipper, verzocht om de faillietverklaring van de verweerder. Dit verzoekschrift was ingediend op 18 februari 2020. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis (TARIC). Verzoekster en verweerder zijn schriftelijk geïnformeerd over de behandeling van het verzoekschrift, waarbij verweerder niet op de zitting aanwezig was, ondanks dat hij op de juiste wijze was opgeroepen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er summierlijk bewijs is van het vorderingsrecht van verzoekster en dat verweerder in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank is bevoegd om deze insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.

In de beslissing heeft de rechtbank de verweerder in staat van faillissement verklaard, mr. F. Damsteegt-Molier benoemd tot rechter-commissaris en mr. G.J. Schras als curator aangesteld. Tevens is de curator opgedragen om brieven en telegrammen aan de gefailleerde te openen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 21 april 2020 om 10:34 uur. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen veertien dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 21 april 2020
VONNIS op het op 18 februari 2020 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
advocaat mr. E.E. Schipper,
strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerder],
wonende [adres, postcode en woonplaats]
,
verweerder.

1.De procedure

De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrises (hierna: TARIC), verzoekster en verweerder schriftelijke geïnformeerd over de behandeling van onderhavig verzoekschrift ter zitting van 21 april 2020 onder toezending van een formulier waarop verzoekster en verweerder hun standpunt naar voren konden brengen, met de mededeling dat dit formulier uiterlijk voor 14:00 uur op de dag voorafgaande aan de behandeling door de griffie dient te zijn ontvangen.
Op 17 april 2020 is ter griffie van verzoekster het voornoemde formulier ontvangen. Het formulier van verweerder is niet ontvangen.
Ter zitting van 21 april 2020, is conform TARIC, mr. [gemachtigde] telefonisch in raadkamer gehoord. Verweerder is, hoewel op de bij de wet en TARIC voorgeschreven wijze opgeroepen, niet gehoord.
Naar aanleiding van de bij artikel 3 van de Faillissementswet voorgeschreven brief van de griffier van 25 maart 2020 is geen verzoekschrift ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [verweerder] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. F. Damsteegt-Molier, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. G.J. Schras, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.J.P. van Wieringen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 april 2020 te 10:34 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende veertien dagen na de dag van deze uitspraak, verzet instellen. Het verzet kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de rechtbank die van deze zaak kennis moet nemen.