ECLI:NL:RBROT:2020:3818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
C/10/594455 / FA RK 20-2414
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij betrokkene, zijn advocaat mr. R.L.I. Jansen, en twee medisch specialisten van Yulius, drs. H.S. Chung en drs. K. Mahadew, telefonisch werden gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte.

De rechtbank beoordeelde of aan de criteria voor een crisismachtiging was voldaan. Volgens artikel 7:7 Wvggz kan de rechter een machtiging verlenen indien er onmiddellijk dreigend nadeel is en er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene, als gevolg van een psychische stoornis, dit dreigend nadeel veroorzaakt. In dit geval was er sprake van suïcidegevaar, veroorzaakt door een depressie en een autismespectrumstoornis. Betrokkene had suïcidale gedachten, maar zijn situatie was verbeterd en hij stemde in met een verblijf op de open afdeling van Yulius.

De rechtbank concludeerde dat er geen verzet was tegen de zorg, waardoor het verzoek tot zorgmachtiging werd afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. B.E. Dijkers en op 9 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594455 / FA RK 20-2414
Patiëntnummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 7 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie Boerhavelaan te Barendrecht,
advocaat mr. T.M. Briggeman te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de officier, ingekomen op 6 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene en advocaat mr. R.L.I. Jansen, namens de hierboven genoemde advocaat;
 drs. H.S. Chung, psychiater, en drs. K. Mahadew, arts, beiden verbonden aan Yulius, locatie Boerhavelaan.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast dient de crisissituatie dermate ernstig te zijn dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en moet er sprake zijn van verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel (suïcidegevaar), welk gedrag vermoedelijk wordt veroorzaakt door een psychische stoornis (een depressie en een (onderliggende) autismespectrumstoornis). Betrokkene heeft al lang suïcidale gedachten. Normaliter kan hij dit goed onder controle houden wanneer hij goed zicht heeft op een toekomstsperspectief. Dat was in het afgelopen halfjaar moeizamer, en heeft geleid tot een escalatie door toename van deze sombere gedachten. Inmiddels gaat het beter met betrokkene en verblijft hij op de open afdeling. Ook is er weer perspectief in de vorm van zicht op een plaatsing in een beschermde woonvorm. Tot die tijd stemt betrokkene in met een verblijf en behandeling op de open afdeling. Van verzet is daarom geen sprake, waardoor het voorliggende verzoek dient te worden afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 7 april 2020 mondeling gegeven door mr. B.E. Dijkers, rechter, in tegenwoordigheid van J.D. Verburg, griffier, en op 9 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.