ECLI:NL:RBROT:2020:3829

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
C/10/594479 / FA RK 20-2433
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 17 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf afgewezen. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een cliënt met een uitgebreide cognitieve stoornis en obsessieve-compulsieve stoornis. De rechtbank oordeelde dat er voldoende alternatieven beschikbaar waren en dat de cliënt niet voldeed aan de criteria voor een gedwongen opname volgens de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling werd de cliënt gehoord, evenals haar advocaat, een psychiater, een AIOS en de schoondochter van de cliënt. De rechtbank concludeerde dat de thuissituatie nog niet volledig was uitgeput en dat er mogelijkheden waren voor gespecialiseerde thuiszorg en ondersteuning van familie. De rechtbank wees het verzoek af, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594479 / FA RK 20-2433
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 17 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] , [geboorteplaats cliënt] , [geboorteland cliënt]
hierna: cliënt,
wonende te [adres cliënt] , [postcode cliënt] [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Nieuwe Binnenweg te Rotterdam
advocaat mr. S.R. Kwee te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 6 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door C. Visser-Mol, arts, van 13 maart 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 6 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam psychiater] , psychiater, en
 [naam aios] , AIOS, beiden verbonden aan Antes, Ouderenpsychiatrie, locatie Nieuwe Binnenweg;
 [naam schoondochter] , schoondochter van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de diagnose van uitgebreide cognitieve stoornis bij betrokkene is vastgesteld. Daarnaast is er sprake van obsessief compulsive stoornis (hoarding). Betrokkene kent verlieservaringen uit het verleden en verzamelde jarenlang spullen en voedingswaren waardoor de woning ernstig vervuilde. Betrokkene is in het verleden zorgmijdend geweest en onvoldoende in staat tot zelfzorg. Tevens heeft betrokkene een beperkt ziekteinzicht en -besef en het lukt haar niet om zich aan de gemaakte afspraken te houden. Er wordt ook achteruitgang gezien in de geheugenfunctie.
2.3.
Ter zitting verklaart de AIOS dat betrokkene op de afdeling redelijk zelfstandig functioneert. Op basis van de MRI scan bestaat de gedachte dat er bij betrokkene sprake is van de ziekte van Alzheimer, wat een progressieve stoornis is. In de thuissituatie was sprake van zelfverwaarlozing en de angst bestaat dat betrokken terug valt wanneer zij naar huis zou gaan. De bemoeizorg is er jaren en betrokkene liet hen niet binnen.
Volgens de schoondochter is het hoarden niet in het kader van de cognitieve stoornis, maar iets wat betrokkene al 30 jaar doet. De BAVO kwam in het verleden bij betrokkene thuis. De schoondochter is van mening dat betrokkene wel naar huis kan met gespecialiseerde thuiszorg en dagbesteding.
De advocaat stelt ter zitting dat dementie niet is vastgesteld, maar dat daarvan een vermoeden bestaat. Betrokkene dwaalt niet. Onvrijwillige zorg is een uiterst middel en nog niet alle alternatieven zijn geprobeerd. Betrokkene heeft nog 2 broers en een zoon en het inzetten van thuiszorg is nog niet geprobeerd. Met de organisatie van juiste thuiszorg en met de hulp van familie en bewindvoering kan betrokkene naar huis. De advocaat verzoekt om afwijzing.
2.4.
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Er blijken nog alternatieven voorhanden te zijn, die nog niet eerder geprobeerd zijn. De mogelijkheden in de thuissituatie lijken nog niet te zijn uitgeput en dat verdient de voorkeur boven een gedwongen opname. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 17 april 2020 mondeling gegeven door mr. F.J. Koningsveld, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 23 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.