In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder Hoist Portfolio Holding LTD en ING bank N.V. Verzoeker heeft op 18 februari 2020 een verzoek ingediend om een tweetal schuldeisers te bevelen in te stemmen met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft de zaak behandeld onder de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis (TARIC), wat betekende dat er geen fysieke zitting plaatsvond. Tijdens een telefonische zitting op 16 april 2020 zijn de betrokken partijen gehoord. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 23,63% aan de preferente schuldeisers en 11,81% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat een ruime meerderheid van de schuldeisers met de regeling heeft ingestemd, maar Hoist heeft geweigerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoekschrift ontvankelijk is en dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd en controleerbaar is. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van Hoist, die in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de regeling. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en Hoist veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers.