In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) Jeugdbescherming West Zuid-Holland gehonoreerd, waarbij de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] is verlengd tot 12 oktober 2020 en die van [voornaam minderjarige 2] tot 2 februari 2021. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 12 oktober 2020.
De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderrechter de belangen van de minderjarigen vooropstelde. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, zijn gehoord, evenals de bijzondere curator. De moeder heeft ingestemd met de verzoeken voor [voornaam minderjarige 1], maar is tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2]. De vader steunt de verzoeken van de GI, gezien de zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2].
De kinderrechter heeft vastgesteld dat beide kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de echtscheidingsproblematiek en pedagogische verwaarlozing. Er zijn zorgen over de veiligheid en het welzijn van [voornaam minderjarige 2], die nog bij de moeder woont, terwijl [voornaam minderjarige 1] in een gezinshuis verblijft. De kinderrechter heeft besloten dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft, gezien de communicatieproblemen tussen de ouders en de weigerachtige houding van de moeder ten aanzien van hulpverlening. De bijzondere curator is opnieuw benoemd om de belangen van [voornaam minderjarige 1] te behartigen.