In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren in 2003. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in het kader van de Jeugdwet, waarbij de belangen van de minderjarige voorop stonden. Vanwege de coronamaatregelen zijn de betrokkenen telefonisch gehoord. De moeder van [voornaam minderjarige] heeft het ouderlijk gezag en woont in [woonplaats moeder]. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft het verzoek ingediend voor een machtiging gesloten jeugdhulp, omdat [voornaam minderjarige] ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont die zijn ontwikkeling belemmeren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] sinds 5 november 2019 onder toezicht staat en dat er eerder een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De GI heeft verzocht om een verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Tijdens de zitting heeft [voornaam minderjarige] aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek, terwijl zijn moeder ook instemde met de verlenging van de plaatsing. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te waarborgen, gezien zijn instabiele opvoedsituatie en gedragsproblemen.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de resterende periode van twee maanden, tot 3 juli 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.