In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], geboren in 2004. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland betrokken bij de procedure. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor drie maanden. De kinderrechter heeft de minderjarige en zijn ouders gehoord, waarbij de ouders zich achter het verzoek van de Raad hebben geschaard. De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat de gedragswetenschapper niet heeft ingestemd met de gesloten plaatsing, wat een wettelijke vereiste is voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. Hierdoor kon de kinderrechter niet voldoen aan het verzoek van de Raad.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die momenteel verblijft in een gesloten jeugdhulpinstelling. De ouders hebben aangegeven dat zij willen meewerken aan hulpverlening en dat [voornaam minderjarige] de kans moet krijgen om in de thuisomgeving aan zijn herstel te werken. De kinderrechter heeft uiteindelijk de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] goedgekeurd, maar het verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kinderrechter heeft de beschikking op 14 april 2020 in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 22 april 2020.