ECLI:NL:RBROT:2020:3940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
C/10/594001 / FA RK 20-2162
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging in aansluiting op voortzetting crisismaatregel zonder horen betrokkene

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2020 een zorgmachtiging toegewezen in aansluiting op een voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De beslissing volgde op een verzoek van de officier van justitie, ingediend op 30 maart 2020, waarbij de rechtbank moest beoordelen of de psychiater de betrokkene persoonlijk had onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de psychiater, gezien de omstandigheden van de coronamaatregelen, alles had gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden om de betrokkene te horen. De betrokkene, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, had geweigerd om zich te laten horen, wat leidde tot de conclusie dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden en haar geestelijke gezondheid te stabiliseren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis waren, en dat de betrokkene onvoldoende bereid was om behandeling te accepteren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging voor een verkorte duur van twee maanden toegewezen, met de mogelijkheid om de betrokkene opnieuw te horen. De rechtbank heeft daarbij de criteria voor verplichte zorg zoals vastgelegd in de Wvggz in acht genomen en de noodzakelijke maatregelen voor verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door de rechter en schriftelijk uitgewerkt op 16 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594001 / FA RK 20-2162
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 10 april 2020 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , Kaapverdië,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Poortmolen te Capelle aan den IJssel ,
advocaat mr. M.H. de Lange te Vlaardingen.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 30 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door T. de Gooijer, psychiater, van 26 maart 2020;
 de zorgkaart van 27 maart 2020;
 het zorgplan van 27 februari 2020;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat,
 R. Maquelin, verpleger, en Y. Chong, psychiater , beiden verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. De verpleger heeft betrokkene bezocht op haar kamer met de telefoon op luidspreker. Zij gaf toen aan niet bij de zitting aanwezig te willen zijn en niets te willen zeggen.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 maart 2020, is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Tijdig, te weten op 27 maart 2020, is onderhavig verzoek ingediend.
2.1.2.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.2.
Medische verklaring
2.2.1.
De bij het verzoekschrift meegestuurde medische verklaring is opgesteld zonder dat de psychiater betrokkene persoonlijk heeft onderzocht.
2.2.2.
Ingevolge art. 5:17 lid 3, Wvggz voegt de officier van justitie bij het indienen van een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging onder meer een medische verklaring. Deze verklaring moet zijn opgesteld door een psychiater die onafhankelijk van de zorgaanbieder functioneert. Uit deze medische verklaring moet op grond van artikel 5:8 lid 1 Wvggz de actuele gezondheidstoestand van betrokkene blijken. Volgens vaste rechtspraak bij de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen moet de psychiater de betrokkene persoonlijk onderzoeken, dat wil zeggen dat hij de betrokkene in een direct contact spreekt en observeert. In gevallen waarin de betrokkene niet meewerkt aan het onderzoek, moet de psychiater doen wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht om
het vereiste onderzoek te doen plaatsvinden. Deze rechtspraak is gebaseerd op artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dus ook van toepassing op de Wvggz.
2.2.3.
Gelet op het besmettingsgevaar met het coronavirus, kon de psychiater alleen telefonisch met betrokkene spreken. Blijkens de medische verklaring heeft de psychiater verschillende keren geprobeerd betrokkene telefonisch te spreken, maar is dat niet gelukt omdat zij steeds weigerde aan de telefoon te komen. De psychiater heeft vervolgens op basis van dossierstudie en overleg met de behandelaar van betrokkene een medische verklaring opgesteld. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de psychiater heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verlangd en dat sprake is van een zorgvuldig onderzoek.
2.2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie van het paranoïde type. De advocaat heeft primair naar voren gebracht dat betrokkene meent dat geen sprake is van een stoornis. De rechtbank heeft echter geen reden te twijfelen aan de inhoud van de medische verklaring die mede is gebaseerd op de medische voorgeschiedenis van betrokkene waaruit blijkt dat zij sinds 1995 bekend is met de diagnose schizofrenie.
2.2.5.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op het ontstaan van ernstige psychische schade bij het steunsysteem van betrokkene en ernstige financiële schade bij betrokkene zelf. Daarnaast bestaat het risico dat betrokkene zichzelf ernstig zal verwaarlozen en maatschappelijk ten onder zal gaan. Voorts bestaat het risico dat betrokkene wegens hinderlijk gedrag agressie van anderen jegens zichzelf oproept.
Betrokkene is zich in haar thuissituatie aan behandeling gaan onttrekken waardoor er een decompensatie is opgetreden. Voortkomend hieruit was er sprake van overlast gevend gedrag in haar woonomgeving, zelfverwaarlozing en isolatie. Er viel geen contact meer te maken met betrokkene. Bij aanvang van de opname is gestart met het toedienen van medicatie maar het toestandsbeeld van betrokkene is nog niet verbeterd. Er is sprake van betrekkingswanen met decorumverlies en betrokkene heeft oordeels- en kritiekstoornissen. Het is van belang dat zij klinisch goed wordt ingesteld op de medicatie voordat het mogelijk is dat betrokkene naar huis terugkeert.
2.3.
Verplichte zorg
2.3.1.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.3.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het opnemen in een accommodatie.
2.3.3.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.4.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De advocaat van betrokkene heeft subsidiair aangevoerd dat de zorgmachtiging voor een kortere periode moet worden toegewezen nu de medische verklaring tot stand is gekomen zonder dat betrokkene door de psychiater is gezien. De rechtbank volgt dit betoog en ziet in de omstandigheid dat betrokkene zich door de onafhankelijke psychiater noch door de rechtbank heeft willen laten horen aanleiding om de duur van deze zorgmachtiging te beperken. Betrokkene moet binnenkort (opnieuw) de kans worden geboden haar mening kenbaar te maken. Mogelijk is het over twee maanden mogelijk betrokkene op andere wijze te horen en/of is zij tegen die tijd voldoende gestabiliseerd om de onafhankelijk psychiater wel telefonisch te woord te staan. De zorgmachtiging zal dan ook voor de verkorte duur van twee maanden worden toegewezen.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 10 juni 2020.
Deze beschikking is op 10 april 2020 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 16 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.