In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 12 maart 2020 een verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, dat op 8 april 2020 werd behandeld. Vanwege de coronamaatregelen vond de zitting telefonisch plaats, waarbij de minderjarige en zijn vader werden gehoord. De moeder en de stiefvader waren niet bereikbaar voor een telefonisch verhoor. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader, die in Bulgarije verblijft, de minderjarige naar Bulgarije wil laten komen, maar dat de huidige situatie en het gedrag van de minderjarige, waaronder agressief gedrag en middelengebruik, een zorgwekkende ontwikkeling vormen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige af te wenden en dat er een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De ondertoezichtstelling is voor een periode van drie maanden verleend, met de mogelijkheid tot verlenging, en de Raad is verzocht om een rapportage over de actuele stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 22 april 2020.