In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De verzoeken zijn ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die stelt dat de kinderen extra zorg nodig hebben die zij in het pleeggezin ontvangen. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken en verzocht om een kortere verlenging van de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar inspanningen, niet voldoende kan aansluiten bij de speciale zorgbehoeften van de kinderen vanwege haar persoonlijke problematiek. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin en ontwikkelen zich goed, maar er is onduidelijkheid over het perspectief van een terugplaatsing bij de moeder.
De kinderrechter heeft in het kader van de huidige omstandigheden, waaronder de coronamaatregelen, besloten om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat er in de komende periode onderzocht moet worden of een terugplaatsing bij de moeder mogelijk is. De beschikking is mondeling gegeven en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 22 april 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.