ECLI:NL:RBROT:2020:3988

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
C/10/593408 / FA RK 20-1846
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift van het CIZ is op 17 maart 2020 ingediend, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder verklaringen van zorgverleners en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de cliënt, zijn advocaat en verschillende zorgverleners gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een licht verstandelijke beperking, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit ernstige nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. Ondanks het bezwaar van de cliënt tegen de machtiging voor twee jaar, heeft de rechtbank besloten de machtiging voor één jaar te verlenen, tot en met 27 maart 2021. Deze beslissing is mondeling gegeven door rechter J.J. Klomp en schriftelijk uitgewerkt op 1 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593408 / FA RK 20-1846
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 maart 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg, hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende en thans verblijvende aan de [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. J.M. Snellink te Eibergen.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 17 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de aanvraag voor de rechterlijke machtiging van 17 maart 2020;
 de verklaring van drs. E.J.F.L. Olivier, psychiater, van 20 februari 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder ASVZ van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen;
 het zorgplan;
 het pedagogisch verslag;
 het overzicht van middelen en maatregelen;
 een afschrift van de beschikking waarbij het curatorschap is ingesteld van 28 oktober 2014;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 28 juni 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 maart 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam orthopedagoog] , orthopedagoog, [naam teamleider] , teamleider, en [naam begeleider] , begeleider, allen verbonden aan ASVZ;
 [naam curator] , curator van cliënt.
2. Beoordeling
2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Bij beschikking van 4 april 2019 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem op grond van artikel 3 van de Wet Bopz een machtiging tot voortgezet verblijf verleend tot en met 1 april 2020. Op grond van artikel 76 lid 2 van de Wzd wordt deze machtiging aangemerkt als een machtiging tot opname en verblijf. Op grond van artikel 39 lid 5 kan de rechter een eerstvolgende machtiging verlenen met een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaren.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap, te weten een licht verstandelijke beperking die gepaard gaat met een forse achterstand in zijn sociaal-emotioneel functioneren als gevolg van vroege en ernstige hechtingsproblematiek.
2.4.
Deze verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële en financiële schade, ernstige verwaarlozing, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.5.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wensen.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Cliënt weerspreekt voormelde conclusies niet en de rechtbank heeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat cliënt profiteert van de geboden structuur in de accommodatie.
2.8.
Cliënt voert aan dat hij op vrijwillige basis in de accommodatie kan verblijven. De rechtbank volgt cliënt daar niet in. Ondanks dat hij het afgelopen jaar niet daadwerkelijk is weggelopen, lukt het cliënt niet om voortdurend te laten zien dat hij bereid is vrijwillig te blijven. Bij een vrijwillig verblijf hoort ook dat cliënt zonder problemen meewerkt met wat van hem wordt gevraagd en redelijk is. Dat dit niet lukt volgt voor de rechtbank uit het feit dat er in het afgelopen jaar ongeveer zestig incidenten hebben plaatsgevonden, waardoor hij ook meerdere keren is geschorst voor activiteiten en 24-uurs toezicht nodig heeft.
2.9.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting en verblijf. Vanwege het ingrijpende karakter van een vrijheidsbenemende maatregel en het bezwaar van cliënt tegen het verlenen van de machtiging voor de duur van twee jaar, zal de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, worden verleend voor één jaar.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 maart 2021.
Deze beschikking is op 27 maart 2020 mondeling gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 1 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.