ECLI:NL:RBROT:2020:3994

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
C/10/593475 / FA RK 20-1877
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 Wvggz voor behandeling van therapieresistente depressie met ECT

Op 1 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan de officier van justitie voor een betrokkene die lijdt aan een therapieresistente depressie met psychotische kenmerken. De rechtbank oordeelde dat Electro Convulsie Therapie (ECT) de enige effectieve behandeling is, gezien het verleden van de betrokkene en het gebrek aan alternatieven. De betrokkene is wilsonbekwaam en vertoont verward gedrag, wat leidt tot ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank heeft vastgesteld dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 1 oktober 2020, en heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beslissing is mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en schriftelijk uitgewerkt op 7 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593475 / FA RK 20-1877
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 1 april 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in GGZ Delfland, locatie Dr. Noletstraat te Schiedam,
advocaat mr. J.A. Smits te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 18 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door drs. O.J. Hoskam, psychiater, van 12 maart 2020;
 het zorgplan van 5 maart 2020;
 de niet ingevulde zorgkaart;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
 [naam arts] , arts, [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, beiden verbonden aan GGZ Delfland;
 [naam broer betrokkene] , broer van betrokkene.
1.3.
De officier is niet telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend. Indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een depressieve stoornis met psychotische kenmerken.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene is opgenomen met een therapieresistente depressie. Op de afdeling vertoont betrokkene verward, onrustig en paniekerig gedrag en komt zij ongevraagd op de kamers van andere patiënten. Daarnaast is zij meerdere keren uit bed gevallen, waardoor het noodzakelijk is dat zij in een Posey-bed slaapt. In sommige gevallen weigert zij dit, waardoor er dwang moet worden toegepast. Betrokkene is lichamelijk verzwakt door haar zeer matige zelfzorg en dit brengt bij een val een verhoogd risico op breuken mee. Hoewel betrokkene de aangeboden medicatie inneemt, is het toestandsbeeld gedurende de opname niet verbeterd, aldus de arts tijdens de mondelinge behandeling. Vanwege haar verwardheid is betrokkene op dit moment wilsonbekwaam. Door de verwardheid is zij bovendien niet in staat om op een adequate manier te eten en drinken. Betrokkene schrokt haar eten naar binnen. Hierdoor ontstaat het risico op verslikken en aspiratie met een longontsteking als gevolg hetgeen vanwege de al bestaande kwetsbare gezondheid van betrokkene fataal kan zijn. Betrokkene heeft verschillende malen aangegeven dat het zo niet verder gaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de arts toegelicht dat betrokkene een doodswens heeft en dat ze al eerder een verzoek tot euthanasie heeft gedaan.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.2.
Namens betrokkene is aangevoerd dat zij op vrijwillige basis in de accommodatie kan verblijven, omdat zij zich niet verzet tegen het verblijf. Volgens de advocaat zegt betrokkene dat ze weg wil, maar onderneemt zij daartoe geen actie. De arts heeft bij de mondelinge behandeling echter verklaard dat betrokkene gedurende de opname heel duidelijk laat zien dat ze niet in de accommodatie wil zijn. Naar het oordeel van de rechtbank geeft betrokkene onvoldoende blijk van de nodige bereidheid tot vrijwillig verblijf in de accommodatie. Dat zij niet daadwerkelijk aanstalten maakt om weg te gaan, neemt niet weg dat betrokkene uitdrukkelijk zegt weg te willen. Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene gezegd dat ze naar huis wil.
2.2.3.
Gelet op het voorgaande is gebleken dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. De advocaat van betrokkene heeft naar voren gebracht dat zij de Electro Convulsie Therapie (ECT) te ver vindt gaan als vorm van verplichte zorg. Betrokkene wil deze vorm van zorg pertinent niet. De ECT is bovendien niet nodig om het ernstig nadeel weg te nemen en zijn er ook nadelen aan de therapie. Zo kan betrokkene verward uit de ECT behandeling komen.
2.2.4.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat het toewijzen van deze vorm van verplichte zorg een vergaande maatregel betreft voor betrokkene, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat ECT voor betrokkene op dit moment de enige medische behandeling is die effectief is om de therapieresistente depressie te behandelen. Tevens is voldoende gebleken dat met die behandeling het uit de psychische stoornis voortvloeiende ernstig nadeel weg kan worden genomen. Uit de stukken en hetgeen door de arts tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht blijkt dat er van alles is geprobeerd om de depressie bij betrokkene te behandelen. De medicatie die betrokkene neemt, te weten lithium en een ander antidepressivum, hebben onvoldoende effect. Hoewel ECT volgens de arts een heftige behandeling is, is er veel ervaring mee, ook in een gedwongen kader. ECT is bij betrokkene de enige behandeling die in het verleden effectief is gebleken. Het is dan ook op dit moment de enige therapie om het toestandsbeeld van betrokkene op te klaren, aldus de arts. Zonder behandeling zal betrokkene voor de rest van haar leven wilsonbekwaam blijven en in de instelling moeten blijven. Als er andere, minder ingrijpende, opties voor behandeling zouden zijn, zou de ECT volgens de arts niet worden ingezet. Desgevraagd bevestigt de broer van betrokkene dat in het verleden een aantal keer ECT is toegepast waarna betrokkene weer kon meekomen in de maatschappij. De rechtbank vindt, gelet op de effectiviteit van deze behandeling in het verleden en het gebrek aan alternatieven deze behandeling noodzakelijk om de depressie van betrokkene te behandelen en daarmee het ernstig nadeel weg te nemen. Omdat betrokkene de behandeling niet wil, terwijl uit de toelichting van de arts blijkt dat er bij de ECT behandeling tevens medicatie moet worden toegediend, vindt de rechtbank dat ook het toedienen van deze medicatie als vorm van verplichte zorg noodzakelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene de overige medicatie vrijwillig inneemt. Voor deze medicatie is het dan ook niet nodig om deze vorm van verplichte zorg op te leggen.
2.2.5.
De rechtbank acht het voorts noodzakelijk dat betrokkene gedwongen kan worden om te slapen in het Posey-bed. Dit om het risico op vallen en daarmee op ernstig nadeel, te voorkomen. Tijdens de mondelinge uitspraak is om deze reden insluiting als vorm van verplichte zorg toegewezen en is dit op het formulier kennisgeving mondelinge uitspraak aangekruist. Het is de rechtbank echter nadien gebleken dat deze vorm van zorg niet valt onder insluiting maar onder het beperken van de bewegingsvrijheid. Deze laatstgenoemde vorm van verplichte zorg acht de rechtbank dan ook om deze reden, naast het feit dat betrokkene op een gesloten afdeling verblijft, noodzakelijk. Insluiting als vorm van verplichte zorg acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, als afzonderlijke vorm van verplichte zorg dan ook niet noodzakelijk.
2.2.6.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de arts tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.6. kunnen worden getroffen met inachtneming van hetgeen in deze beschikking voorts is overwogen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 oktober 2020.
Deze beschikking is op 1 april 2020 mondeling gegeven door mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 7 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.