In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, vanwege zorgen over zijn schoolgang, ontwikkeling en verblijfplaats. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, aangezien hij opgroeit in een instabiele opvoedomgeving. De moeder van [naam kind] verblijft in Nigeria en heeft geen bekend adres, terwijl de vader in Nederland woont maar weinig inzicht heeft in de problematiek van zijn kind. Tijdens de zitting op 14 april 2020, die vanwege de coronamaatregelen telefonisch is gehouden, is de vader bijgestaan door een tolk en waren vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het telefonisch horen van de betrokkenen, gezien de uitzonderlijke omstandigheden van de coronamaatregelen, voldoende was om tot een oordeel te komen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor een periode van drie maanden toegewezen, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de Raad uiterlijk twee weken voor de volgende zitting op 23 juni 2020 moet rapporteren over de voortgang van de zaak. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 21 april 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.