ECLI:NL:RBROT:2020:4003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
C/10/590118 / JE RK 20-211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van COVID-19 maatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, vanwege zorgen over zijn schoolgang, ontwikkeling en verblijfplaats. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, aangezien hij opgroeit in een instabiele opvoedomgeving. De moeder van [naam kind] verblijft in Nigeria en heeft geen bekend adres, terwijl de vader in Nederland woont maar weinig inzicht heeft in de problematiek van zijn kind. Tijdens de zitting op 14 april 2020, die vanwege de coronamaatregelen telefonisch is gehouden, is de vader bijgestaan door een tolk en waren vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het telefonisch horen van de betrokkenen, gezien de uitzonderlijke omstandigheden van de coronamaatregelen, voldoende was om tot een oordeel te komen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor een periode van drie maanden toegewezen, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de Raad uiterlijk twee weken voor de volgende zitting op 23 juni 2020 moet rapporteren over de voortgang van de zaak. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 21 april 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/590118 / JE RK 20-211
datum uitspraak: 14 april 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2005 te [geboorteplaats kind] , Nigeria,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 23 januari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een brief met bijlagen van de Raad van 10 april 2020, ingekomen bij de griffie op
10 januari 2020;
- een e-mail met bijlage van de Raad van 13 april 2020, ingekomen bij de griffie op
13 april 2020.
Op 14 april 2020 zou de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft tijdens een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de vader, bijgestaan door een tolk in de Engelse taal,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, te weten mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Ten aanzien van het telefonisch horen van de minderjarige [naam kind] en de moeder overweegt de kinderrechter het volgende.
De Raad heeft tevergeefs getracht om de kinderrechter de telefoonnummers van de minderjarige [naam kind] en zijn moeder te verstrekken. De vader heeft geweigerd het telefoonnummer van de minderjarige [naam kind] aan de Raad te verstrekken. De moeder verblijft in Nigeria en heeft geen telefonisch bereik.
De kinderrechter is al met al van oordeel dat het telefonisch horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om de zaak te behandelen en tot een goed oordeel te komen. De kinderrechter ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden zodat de vader op zijn verzoek in de gelegenheid kan worden gesteld om bijstand van een advocaat te vragen nu hij daarvoor voldoende de tijd heeft gehad sinds de vorige zitting op 23 januari 2020. Daarbij is ook rekening gehouden met het belang van de minderjarige [naam kind] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] woont bij de vader. Momenteel is echter onduidelijk waar hij daadwerkelijk verblijft.
Bij beschikking van 23 januari 2020 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot
23 april 2020.

Het (aangehouden) verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft ter zitting het (aangehouden) verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er zijn zorgen over de schoolgang, de ontwikkeling en de verblijfplaats van [naam kind] . Er is bij hem sprake van schoolverzuim. Momenteel is onduidelijk waar [naam kind] verblijft. Toen hij nog in beeld was, maakte hij een ongelukkige indruk. Hij mist zijn moeder, die in Nigeria verblijft. Het is van belang dat duidelijk wordt waar [naam kind] is, dat hulp voor hem wordt ingezet en dat zijn perspectief duidelijk zal worden.

Het standpunt van belanghebbenden

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund.
De vader heeft ter zitting verklaard dat een ondertoezichtstelling niet nodig is en dat hij in zijn privéleven geen bemoeienis van hulpverlening wil.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij groeit op in een instabiele opvoedomgeving. De moeder heeft het gezag over [naam kind] . Zij verblijft echter in Nigeria op een onbekend adres en haar rol is onduidelijk. [naam kind] mist zijn moeder. Hij groeit op bij zijn vader in Nederland en zijn tante in Duitsland. De vader heeft weinig inzicht in de problematiek van [naam kind] en heeft moeite om zich empathisch naar [naam kind] op te stellen.
De schoolgang van [naam kind] verloopt vanwege veelvuldig schoolverzuim zorgelijk. Op school maakt [naam kind] een verdrietige en eenzame indruk en laat hij steeds meer externaliserend gedrag zien. Tijdens het raadsonderzoek in het kader van een definitieve ondertoezichtstelling, heeft de vader in de afgelopen periode over de verblijfplaats van [naam kind] geen duidelijkheid verschaft . Daarom is onduidelijk waar hij verblijft.
De vader heeft veel weerstand naar de hulpverlening toe. Als gevolg hiervan is hulpverlening in het vrijwillig kader ontoereikend. Nu de ouders nog niet zelfstandig in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van [naam kind] af te wenden, is een voortzetting van de hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [naam kind] onder toezicht stellen.
Wel ziet de kinderrechter op grond van de huidige situatie en de omstandigheden aanleiding om de ondertoezichtstelling voor een periode van drie maanden toe te wijzen en het verzoek voor het overige aan te houden, nu het van belang is dat op korte termijn duidelijk zal worden waar [naam kind] verblijft zodat de jeugdbescherming zijn perspectief kan onderzoeken en de noodzakelijk hulp voor hem kan inzetten.
Voor afloop van deze drie maanden kan worden bezien wat de stand van zaken is met betrekking tot het voorgaande en worden de Raad, de GI en de belanghebbenden opnieuw in de gelegenheid gesteld hun standpunten aan de kinderrechter kenbaar te maken. Ook kan de vader indien hij dat wenst een advocaat inschakelen.
De Raad wordt verzocht uiterlijk twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum aan de kinderrechter te rapporteren en gemotiveerd aan te geven of het verzoek voor het overige al dan niet wordt gehandhaafd, met afschrift aan de GI en de belanghebbenden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 14 april 2020 tot 14 juli 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling voor het overige aan.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de Raad en belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
23 juni 2020 te 14:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. C.N. Melkert, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbenden.
Verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI en de belanghebbenden.
Gelast de oproeping van de minderjarige [naam kind] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Gelast de oproeping van de moeder tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip per Staatscourant.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2020 door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.