ECLI:NL:RBROT:2020:4009

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
C/10/593442 / FA RK 20-1865
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in verband met niet-aangeboren hersenletsel

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met niet-aangeboren hersenletsel. Het verzoek tot machtiging is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 18 maart 2020. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de cliënt en zijn advocaat, mr. A. van Toorn, aanwezig waren. Ook een specialist ouderengeneeskunde van verpleeghuis Laurens was aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan neurocognitieve stoornissen en gedragsstoornissen, alsook verslavingsstoornissen. De rechter heeft geoordeeld dat het gedrag van de cliënt, als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening, leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel omvat risico's op lichamelijk letsel, psychische schade, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn.

De rechtbank heeft de machtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 6 oktober 2020. De cliënt heeft zich verzet tegen de opname, maar de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de machtiging voor een kortere periode te verlenen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.M. Coenraad en schriftelijk uitgewerkt door griffier R. Jelicic.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593442 / FA RK 20-1865
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 6 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg, hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende en thans verblijvende in verpleeghuis Laurens te Berkel en Rodenrijs,
advocaat mr. A. van Toorn te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 18 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 1 mei 2019;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door drs. J.A.M.J.G. Woestyn, arts, van 20 februari 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 18 maart 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Laurens van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 10 februari 2020;
 het zorgplan van 25 februari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord::
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam specialist] , specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan verpleeghuis Laurens.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychische stoornis, te weten neurocognitieve stoornissen en gedragsstoornissen op basis van niet-aangeboren hersenletsel. Voorts is sprake van verslavingsstoornissen.
2.3.
Gelet op artikel 1 lid 4 Wzd kunnen bij AMvB ziekten en aandoeningen worden aangewezen die voor de toepassing van de Wzd en de daarop berustende bepalingen worden gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking indien:
deze ziekten en aandoeningen dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kunnen veroorzaken;
de benodigde zorg in verband het deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap;
deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.
2.4.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft bij brief van 20 september 2019 aan de Tweede Kamer laten weten in 2020 met een aanpassing van het Besluit zorg en dwang te zullen komen waarmee enkele aandoeningen (de ziekte van Huntington, het syndroom van Korsakov en niet-aangeboren hersenletsel) gelijkgesteld zullen worden met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking, zodat cliënten met dergelijke verschijnselen opgenomen kunnen worden in een Wzd-instelling (
Kamerstukken II2019/20, 35370, 1). De aangekondigde AMvB is nog niet vastgesteld. Er zijn nu cliënten met bovengenoemde aandoeningen die in Wzd-instellingen verblijven, waaronder onderhavige cliënt. Dit is voor de praktijk een onwerkbare situatie en strookt niet met de doelstellingen van de Wzd (en de Wvggz), te weten het bieden van behandeling en het afwentelen van ernstig nadeel. De rechtbank anticipeert daarom op de aangekondigde spoedige wijziging van het Besluit zorg en dwang en verstaat dat het syndroom van Korsakov, de ziekte van Huntington en niet-aangeboren hersenletsel in het onderhavige geval worden gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening en een verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 1 lid 4 Wzd.
2.5.
Het niet-aangeboren hersenletsel bij cliënt leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van cliënt of een ander en de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
2.6.
Cliënt weerspreekt voormelde conclusies niet en de rechtbank heeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Cliënt heeft hulp nodig bij dagelijkse dingen, zoals wassen en eten. Hij heeft een verminderd ziektebesef, waardoor hij de structuur en begeleiding die hem in de instelling geboden wordt nodig heeft, ook om te voorkomen dat hij in de verleiding komt om te drinken. In de instelling is geen sprake van bovengenoemde nadelen, aldus de specialist ouderengeneeskunde bij de mondelinge behandeling. Het risico is echter groot dat deze nadelen wederom zullen intreden als cliënt naar huis zou gaan.
2.7.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.8.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.9.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Door en namens cliënt is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat cliënt graag naar huis wil. De specialist ouderengeneeskunde heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat cliënt in de instelling ook aangeeft dat hij naar huis wil, maar dat hij vanwege zijn apathie zelf geen actie onderneemt om de instelling daadwerkelijk te verlaten.
2.10.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Hoewel de advocaat van cliënt heeft verzocht de machtiging voor een kortere periode te verlenen vanwege het telefonisch horen, ziet de rechtbank daar geen aanleiding voor. De machtiging zal daarom worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 oktober 2020.
Deze beschikking is op 6 april 2020 mondeling gegeven door mr. L.M. Coenraad, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 9 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.