ECLI:NL:RBROT:2020:4011

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
C/10/594359 / FA RK 20-2364
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier verzocht om de voortzetting van de op 2 april 2020 opgelegde crisismaatregel, die was genomen op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de betrokkene en haar advocaat, mr. M. Mook, telefonisch zijn gehoord. De officier was niet aanwezig omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank beoordeelde de situatie van de betrokkene, die in een psychotische toestand verkeerde en suïcidale gedachten had. Er was sprake van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met de noodzaak van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

De beschikking werd mondeling gegeven door rechter mr. L.M. Coenraad en schriftelijk uitgewerkt op 9 april 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594359 / FA RK 20-2364
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 6 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Yulius, locatie de Gantel te Sliedrecht,
advocaat mr. M. Mook te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 3 april 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 2 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 2 april 2020;
 de medische verklaring opgesteld door drs. M.J.W. Vreeling, psychiater, van 2 april 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam verpleegkundige] , verpleegkundig specialist, verbonden aan Yulius.
1.3.
De officier is niet telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is met een psychotisch toestandsbeeld opgenomen nadat zij in de thuissituatie heeft geprobeerd haar vinger af te snijden en heeft geprobeerd een medewerker van de crisisdienst te slaan. Bij aanvang van de opname vertoonde betrokkene agressief gedrag, waardoor zij in de afzonderingsruimte is geplaatst en noodmedicatie toegediend heeft gekregen. Hoewel de agressie bij betrokkene inmiddels is afgenomen, heeft zij last van stemmingswisselingen en is zij verward. Daarnaast heeft betrokkene suïcidale en zelfbeschadigende gedachten. Dit zou veroorzaakt kunnen worden door het feit dat de moeder van betrokkene een aantal jaren geleden rond deze tijd suïcide heeft gepleegd. Betrokkene heeft het daar erg moeilijk mee. Ten tijde van de mondelinge behandeling verblijft betrokkene nog in de afzonderingsruimte, maar de verpleegkundig specialist heeft verklaard dat er komende dagen geleidelijk zal worden toegewerkt naar een plaatsing op de afdeling. Vervolgens kunnen vrijheden en verlof worden opgebouwd.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychose in het kader van een stemmingsstoornis.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de verpleegkundig specialist tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Zij heeft een ontslagwens. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 april 2020.
Deze beschikking is op 6 april 2020 mondeling gegeven door mr. L.M. Coenraad, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 9 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.