ECLI:NL:RBROT:2020:4036

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595492 / FA RK 20-2904
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een psychogeriatrische cliënt

Op 28 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een psychogeriatrische cliënt, geboren op [geboortedatum cliënt] en wonende in Verpleeghuis Het Parkhuis te Dordrecht. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De burgemeester van Dordrecht had op 23 april 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt en anderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 april 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, haar echtgenoot en zorgverleners. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan de ziekte van Alzheimer en dat haar gedrag, in combinatie met een COVID-19 besmetting, een ernstig risico voor haarzelf en anderen met zich meebrengt. De rechtbank oordeelde dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om het dreigende nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 9 juni 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter B.E. Dijkers en schriftelijk uitgewerkt op 30 april 2020. Tegen deze beschikking staat cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595492 / FA RK 20-2904
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 28 april 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode cliënt] [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Verpleeghuis Het Parkhuis, afdeling Dubbelstein, te Dordrecht,
advocaat mr. C.E. Willemsen te Gorinchem.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 23 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 23 april 2020;
 de verklaring van dr. M.J.W. Vreeling, psychiater, van 23 april 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 3 maart 2020;
 de aanvraag van 23 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt in het bijzijn van dhr. [naam hoofdbehandelaar] , hoofdbehandelaar, en mw. [naam geriatrie verpleegkundige] , geriatrie verpleegkundige, beiden verbonden aan Verpleeghuis Het Parkhuis;
 de hiervoor genoemde advocaat van cliënt;
 dhr. [naam echtgenoot cliënt] , echtgenoot van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 23 april 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Dordrecht ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, onder meer gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënt is sinds 2018 bekend met bovengenoemde psychogeriatrische aandoening. Naast deze psychogeriatrische aandoening, zijn bij cliënt een COVID-19 besmetting en een blaasontsteking vastgesteld. Het ontbreekt haar aan enig ziektebesef en –inzicht. Cliënt houdt erg van wandelen en is continu geneigd tot (ver)dwalen. Zij houdt zich niet aan de noodzakelijke isolatiemaatregelen en nu zij besmet is met het COVID-19 virus brengt zij daarmee ook anderen in gevaar. Cliënt is niet meer in staat zichzelf goed te verzorgen en haar blaasontsteking zou kunnen leiden tot een delier bij gebrek aan zorg, nu cliënt geen vrijwillige zorg toelaat. De geriatrie verpleegkundige verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat cliënt sterk achteruit gaat. De hoofdbehandelaar voegt daaraan toe dat een progressieve achteruitgang met veel ontremming en motorische onrust wordt waargenomen. Hij verklaart dat cliënt momenteel nog op de COVID-afdeling van het verpleeghuis dient te blijven, maar dat cliënt ontregeld is en niet goed begrijpt wat er gaande is. Getracht wordt dan ook cliënt zodra het kan naar een psychogeriatrische afdeling over te plaatsen, waar haar de voor haar noodzakelijke rust en structuur geboden zal worden. De echtgenoot verklaart dat de ondersteunde thuiszorg niet meer kan komen en de dagbehandeling van cliënt niet meer doorgaat door het COVID-19 virus. De belasting in de thuissituatie was voor hem dan ook erg zwaar.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Er is geprobeerd cliënt vrijwillig op te laten nemen in het verpleeghuis, maar zij wilde steeds weglopen en verzette zich tegen opname. Het gebrek aan ziektebesef en –inzicht leidt ertoe dat cliënt dagelijks probeert weg te lopen van de afdeling waar zij verblijft.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 juni 2020.
Deze beschikking is op 28 april 2020 mondeling gegeven door mr. B.E. Dijkers, rechter, in tegenwoordigheid van K.J. Gielen, griffier en op 30 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.