ECLI:NL:RBROT:2020:4063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
C/10/593170 / FA RK 20-1733
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 3 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De betrokkene, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis, was niet bereikbaar voor een hoorzitting, ondanks meerdere pogingen van de rechtbank om contact op te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen behandelaar beschikbaar was om de huidige toestand van de betrokkene te bevestigen, wat essentieel was voor de beoordeling van het verzoek. De rechtbank heeft de criteria voor verplichte zorg, zoals vastgelegd in de Wvggz, in overweging genomen, maar kon niet vaststellen of het gedrag van de betrokkene nog steeds tot ernstig nadeel leidde. Daarom heeft de rechtbank besloten het verzoek tot zorgmachtiging af te wijzen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 8 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/593170 / FA RK 20-1733
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 3 april 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode] [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 13 maart 2020, en
  • het proces-verbaal van de zitting van 1 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door R. van der Zwan-Smagge, psychiater, van 10 maart 2020;
 de zorgkaart met bijlagen;
 het zorgplan van 9 maart 2020 met bijlagen;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz, en
 de strafvorderlijke- en justitiële gegevens;
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 april 2020. Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona) telefonisch gehoord:
 de hierboven genoemde advocaat.
1.2.
De officier is telefonisch niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
De rechtbank heeft meerdere keren geprobeerd betrokkene telefonisch te bereiken, maar er werd niet opgenomen. De rechtbank heeft vervolgens geprobeerd de beschermende woonvoorziening waar betrokkene verblijft te bellen, maar ook daar nam niemand op. De rechtbank heeft daarmee vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen.
1.4.
De rechtbank heeft eveneens meerdere keren (te weten zes keer) geprobeerd de behandelaar van betrokkene, mw. Spee, telefonisch te bereiken. Ook werd er door de behandelaar niet opgenomen. De rechtbank heeft vervolgens het algemene telefoonnummer van de accommodatie gebeld, maar ook zij konden de rechtbank niet doorverbinden met de behandelaar.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van een persoon wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Indien het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor een persoon geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van een persoon te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene in de voorliggende zaak lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizo-affectieve stoornis. Nu er geen behandelaar telefonisch beschikbaar was, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of de stoornis nog aanwezig is en of het gedrag van betrokkene, als gevolg van deze psychische stoornis, nog steeds tot ernstig nadeel leidt. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 3 april 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 8 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.