ECLI:NL:RBROT:2020:4189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
C/10/594751 / JE RK 20-987
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft deze beschikking verleend in het kader van de ondertoezichtstelling van [naam kind], die eerder was verlengd tot 25 januari 2021. Vanwege de coronamaatregelen vond de mondelinge behandeling telefonisch plaats, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De feiten wijzen erop dat [naam kind] op 9 april 2020 met spoed uit huis is geplaatst vanwege ernstige zorgen over haar veiligheid. De moeder, die een belast verleden heeft en functioneert op een licht verstandelijk beperkt intelligentieniveau, is niet in staat om de zorg voor [naam kind] adequaat te dragen. De vader heeft de wens geuit om voor [naam kind] te zorgen, maar heeft momenteel geen geschikte woonruimte. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de hulpverlening en de ouders goed verloopt en dat er mogelijkheden worden onderzocht voor de vader om voor [naam kind] te zorgen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot 22 oktober 2020, en de beslissing voor het overige is aangehouden om de ontwikkelingen rondom de huisvesting van de vader te volgen. De GI is verzocht om twee weken voor de pro forma datum een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. W. Apeldoorn als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/594751 / JE RK 20-987
datum uitspraak: 22 april 2020

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2017 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van
9 april 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
De mondelinge behandeling van deze zaak ter terechtzitting stond gepland op 22 april 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter op 22 april 2020 de volgende personen - via een groepsgesprek - telefonisch gehoord:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en een beslissing te kunnen nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 15 januari 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
25 januari 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 april 2020 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een crisispleeggezin verleend voor de duur van vier weken. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een crisispleeggezin verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. In het weekend van 8 april 2020 is de veiligheid van [naam kind] in het geding gekomen, waarna zij met spoed uit huis is geplaatst. De hulpverlening bij de moeder is ontoereikend gebleken om de uithuisplaatsing te voorkomen. De vader wil graag de zorg voor [naam kind] op zich nemen. Op dit moment heeft de vader echter geen geschikte woonruimte om een kind op te voeden. In samenwerking met Middin wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn voor de vader om voor [naam kind] te zorgen. De vader staat op de wachtlijst voor verschillende begeleide woonvoorzieningen waar hij met [naam kind] terecht kan. De samenwerking tussen de hulpverlening en de ouders is goed.

De standpunten van de belanghebbenden

De moeder heeft ingestemd met het verzoek. De verzorging van [naam kind] is de afgelopen periode zwaar geweest voor de moeder.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Hij wil graag dat zijn dochter bij hem komt wonen. De vader heeft er moeite mee dat zij op dit moment in een crisispleeggezin verblijft, maar begrijpt dat het op dit moment niet anders kan.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de telefonische behandeling blijkt dat [naam kind] op 9 april 2020 met spoed uit huis geplaatst omdat er ernstige zorgen waren over de veiligheid van [naam kind] . De moeder heeft een belast verleden en functioneert op een licht verstandelijk beperkt intelligentieniveau. De moeder heeft veel moeite om te gaan met haar emoties en grenzen te stellen voor [naam kind] . Er bestaan al langere tijd vermoedens van kindermishandeling door de moeder. In de afgelopen periode zijn er meerdere incidenten geweest waarbij de moeder [naam kind] uit onmacht heeft geslagen. Ondanks dat de moeder graag voor [naam kind] wil zorgen, is zij op dit moment onvoldoende in staat om de zorg voor [naam kind] te dragen.
De vader wil graag dat [naam kind] bij hem komt wonen. De vader woont op een begeleide woongroep van Middin. [naam kind] kan daar niet bij de vader wonen. In samenwerking met de betrokken hulpverlening worden de mogelijkheden van de vader om voor [naam kind] te zorgen onderzocht en wordt er gezocht naar een geschikte woonplek waar de vader met [naam kind] terecht kan. Tot er een geschikte plek voor de vader en [naam kind] is gevonden is het van belang dat het verblijf van [naam kind] in het crisispleeggezin wordt gecontinueerd.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de jonge leeftijd van [naam kind] en de band met haar ouders is de kinderrechter van oordeel zij niet langer dan absoluut noodzakelijk in het crisispleeggezin dient te verblijven. De kinderrechter zal daarom het verzoek daarom voor de duur van zes maanden toewijzen en het verzoek zal voor het overige aanhouden om een vinger aan de pols te houden en om dan te kunnen bezien wat de stand van zaken is met betrekking tot de huisvesting van vader en de mogelijkheid van verblijf van [naam kind] bij de vader.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 22 oktober 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 oktober 2020 pro forma;
bepaalt dat de GI en belanghebbende op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2020 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Apeldoorn als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.