ECLI:NL:RBROT:2020:4263

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
C/10/593208 / FT EA 20/353 en C/10/593209 / FT EA 20/354
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om dwangakkoord in het kader van de coronacrisis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met een aantal schuldeisers. Verzoekster heeft op 13 maart 2020 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarbij zij een regeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. De rechtbank heeft in het kader van de coronacrisis geen fysieke zitting gehouden, maar heeft verzoekster en een vertegenwoordiger van de schuldhulpverlening telefonisch gehoord. De schuldeisers, Evides Waterbedrijf en Directpay Services B.V., hebben niet ingestemd met de aangeboden regeling, ondanks dat vijf van de zeven schuldeisers wel akkoord gingen.

De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers afgewogen tegen die van verzoekster. Hoewel Evides en Directpay een aanzienlijk deel van de schuldenlast vertegenwoordigen, was de meerderheid van de schuldeisers akkoord gegaan met de regeling. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling, die was getoetst door een deskundige, het uiterste was wat verzoekster kon bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek wil oplossen, zwaarder wegen dan die van de schuldeisers die hebben geweigerd in te stemmen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en de schuldeisers bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn de schuldeisers veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 mei 2020
in de zaak van:
[verzoekster],
[adres]
[woonplaats]
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 13 maart 2020, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Evides Waterbedrijf (hierna: Evides);
  • Directpay Services B.V. (hierna: Directpay);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
De rechtbank heeft met toepassing van de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrisis (hierna: TARIC) geen fysieke zitting plaats doen vinden. Op 24 april 2020 zijn verzoekster en de heer [naam] , werkzaam bij Equalis Bewindvoering (hierna: schuldhulpverlening) telefonisch gehoord (hierna: de zitting).
De weigerende schuldeisers waren, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, tijdens de telefonische zitting niet bereikbaar voor de rechtbank en zijn derhalve ook niet gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 7.543,43 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 18 oktober 2019 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 16,82% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage met een jaarlijkse uitbetaling. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat zij via de sociale dienst bezig is met een traject om een baan als taxichauffeur te krijgen. Voorafgaande aan het dienstverband zal zij eerst een opleiding in het kader hiervan genieten. Dit traject loopt op dit moment, door de situatie rondom de Coronacrisis, vertraging op.
Vijf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Evides stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 757,85 op verzoekster, welke 10,05% van de totale schuldenlast beloopt. Directpay stemt hier ook niet mee in. Zij heeft een vordering van € 549,95 op verzoekster, welke 7,29% van de totale schuldenlast beloopt.
Verzoekster heeft verzuimd om haar sollicitaties aanvullend te doen toekomen, zoals door deze rechtbank is verzocht. Verzoekster heeft echter ter zitting verklaard dat zij het belang van het nakomen van haar verplichtingen onder de minnelijke schuldsaneringsregeling inziet. Zij heeft verder verklaard dat zij haar verplichtingen zal nakomen. De heer J. Lagendaal heeft verklaard dat schuldhulpverlening hierop zal toezien.

3.Het verweer

Evides heeft aan schuldhulpverlening te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling, omdat de schuldhulpverlening geen lid is van de NVVK.
Directpay heeft niet gereageerd op het aangeboden akkoord, wat wordt beschouwd als een weigering om ermee in te stemmen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Evides en Directpay geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Evides en Directpay bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Evides en Directpay in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Evides van 10,05% en Directpay van 7,29 % tezamen een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vijf van de zeven schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Equalis Bewindvoering. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd. Ook is de aangeboden regeling gebaseerd op de NVVK-norm.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. De rechtbank oordeelt dat het belangrijk is dat verzoekster haar verplichtingen goed nakomt en voldoende solliciteert, aangezien zij bij het verzoek geen sollicitaties heeft overgelegd. Ter zitting heeft zij ervan blijk gegeven dat zij het belang hiervan inziet. De omstandigheid dat zij bezig is met een traject om een baan als taxichauffeur te krijgen biedt perspectief voor de schuldeisers. Voorts heeft schuldhulpverlening expliciet bevestigd dat zij zal toezien op de nakoming van de inspanningsverplichting.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster heeft een beschermingsbewindvoerder. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Evides en Directpay, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Evides en Directpay te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Evides en Directpay zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Evides Waterbedrijf en Directpay Services B.V. om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Evides Waterbedrijf en Directpay Services B.V. in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2020. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.