ECLI:NL:RBROT:2020:4267

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
C/10/594887 / JE RK 20-1010 en C/10/594888 / JE RK 20-1011
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van COVID-19 maatregelen

Op 23 april 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gewezen in de zaak van [naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2020. De kinderrechter heeft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleegzorgvoorziening tot 10 juli 2020 goedgekeurd. Dit besluit is genomen in het kader van een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming betrokken was. De zitting vond plaats met gesloten deuren, waarbij betrokkenen telefonisch gehoord zijn in verband met de COVID-19 maatregelen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.W.M. Jansen, en de vader waren aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie van [naam kind] bij de moeder, die in het verleden betrokken is geweest bij huiselijk geweld en drugssmokkel. Ondanks deze zorgen zijn er ook positieve ontwikkelingen te zien, zoals de acceptatie van hulpverlening door de moeder. De kinderrechter heeft besloten om de beslissing over de definitieve ondertoezichtstelling aan te houden tot een latere zittingsdatum, waarbij de Raad verzocht is om uiterlijk twee weken voor die datum te rapporteren. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is op 7 mei 2020 vastgesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/594887 / JE RK 20-1010 en C/10/594888 / JE RK 20-1011
datum uitspraak: 23 april 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2020 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van
14 april 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 23 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft tijdens een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.W.M. Jansen,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, te weten mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om de zaak te behandelen en tot een goed oordeel te komen.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 14 april 2020 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van
[geboortedatum kind] 2020 tot 10 juli 2020 en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een ziekenhuis gevolgd door een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van
[geboortedatum kind] 2020 voor de duur van vier weken en is de beslissing voor het overige aangehouden.

Het (aangehouden) verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft voorafgaand aan een ondertoezichtstelling, verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een ziekenhuis gevolgd door een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd. De Raad heeft daarbij nog aangegeven dat er nog veel zorgen bestaan ten aanzien van de thuissituatie, maar dat zij de komende periode desalniettemin willen gebruiken om onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden om [naam kind] bij moeder te laten verblijven.

Het standpunt van de GI en de belanghebbenden

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund. De GI heeft daarbij nog opgemerkt dat de moeder inmiddels wel hulpverlening accepteert en verblijft zij thans bij Prokino.
De moeder en haar advocaat hebben zich ter zitting niet verzet tegen een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Wel wil de moeder een kans om te laten zien dat zij voor [naam kind] kan zorgen door hen uiteindelijk in een babyhuis met begeleiding gedurende vierentwintig uur te plaatsen.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij wenst dat [naam kind] bij de ouders thuis wordt geplaatst.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er zorgen zijn over de instabiele en onveilige opvoedsituatie bij de moeder. Zo zijn er in de afgelopen periode meldingen van huiselijk geweld gedaan. De moeder heeft beslissingen genomen, die niet in het belang van haar kinderen zijn. Daar komt bij dat de moeder twee keer in detentie heeft gezeten vanwege drugssmokkel naar het buitenland. Als gevolg hiervan is het gezag van de moeder over haar andere kinderen beëindigd. Ook zijn er zorgen over de wisselende woon- en verblijfplekken van de moeder, haar vluchtgedrag en opvoedvaardigheden. Zo heeft de moeder geen zelfstandige woonruimte, heeft zij op verschillende plekken in Nederland verbleven en heeft zij zich aan de hulpverlening onttrokken. Inmiddels is echter sprake van een prille positieve ontwikkeling bij de moeder. Zo heeft zij de geboden hulp voor huisvesting en schulden geaccepteerd en verblijft zij sinds een aantal weken bij Prokino. De komende periode is het in het belang van [naam kind] dat duidelijk zal worden of deze prille positieve ontwikkeling zal bestendigen, of de moeder al dan niet in staat zal zijn om haar leven verder op orde te krijgen en of de ouders in staat zullen zijn om [naam kind] een voldoende veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. Tot die tijd is een voortzetting van haar plaatsing in het pleeggezin noodzakelijk om de veiligheid van [naam kind] te waarborgen.
Uit voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
De kinderrechter zal de beslissing over het verzoek tot een definitieve ondertoezichtstelling aanhouden tot de hierna vermelde zittingsdatum, nu het onderzoek door de Raad nog niet is voltooid. Uiterlijk twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum wordt de Raad verzocht aan de kinderrechter te rapporteren, met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en de advocaat.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 10 juli 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de Raad, de belanghebbenden en de advocaat in deze zaak zal plaatsvinden op
25 juni 2020 te 9:30 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. S. Jordaan, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de belanghebbenden en de advocaat.
Verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en de advocaat.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2020 door mr. S. Jordaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is door mr. S. Jordaan en de griffier vastgesteld op 7 mei 2020.
De griffier is buiten staat de schriftelijke bevestiging van deze beslissing mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.