ECLI:NL:RBROT:2020:4278

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595663 / FA RK 20-3001
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een psychogeriatrische cliënt

Op 8 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een geregistreerde accommodatie, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten Alzheimer, heeft 24-uurs zorg nodig die niet in een ambulant kader kan worden geboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt leidt tot ernstig nadeel, en dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit ernstige nadeel te voorkomen.

De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de cliënt en haar advocaat aanwezig waren, evenals een specialist ouderengeneeskunde. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling. Het is gebleken dat de cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf, maar de rechtbank oordeelt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstige nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 8 november 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 12 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/595663 / FA RK 20-3001
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 8 mei 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode] [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Argos Zorggroep te Rotterdam,
advocaat mr. Ch.J. Nicolaï te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 28 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 16 december 2019;
 de verklaring van A.J.B. Verkaaik, arts, van 21 april 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 28 april 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Breede Vliet van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 9 april 2020; en
 het zorgplan van 19 februari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam specialist] , specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Argos Zorggroep.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Op 20 november 2019 is door de rechtbank een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf – op grond van de Wet Bopz – verleend tot en met 20 mei 2020.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten Alzheimer.
2.4.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Cliënt heeft 24-uurs zorg nodig en die kan haar in een ambulant kader niet worden geboden. Cliënt heeft hartproblemen waar zij medicatie voor moet innemen, wat zij uit zichzelf niet doet. Zelfs tijdens de opname, met toezicht op medicatie inname, lukt het cliënt nog weleens om de medicatie ergens te verstoppen waardoor het niet wordt ingenomen. Het niet innemen van haar hartmedicatie is levensgevaarlijk. Daarnaast is er sprake van een verstoring in het korte termijn geheugen van cliënt waardoor zij moeite heeft met algemene dagelijkse levensverrichtingen.
2.5.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wensen.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen voortzetting van het verblijf. Cliënt geeft tijdens de zitting een aantal keren aan dat ze graag weg wil uit de huidige accommodatie. De specialist ouderengeneeskunde bevestigt dit en geeft aan dat cliënt iedere dag aangeeft weg te willen. Cliënt zou het liefst overgeplaatst willen worden naar verpleeginrichting Frankeland, waar zij in het verleden heeft gewerkt. Zij is daar bekend en gaat er vanuit dat zij zich daar meer thuis zal voelen dan in de accommodatie waarin zij zich nu bevindt.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 november 2020.
Deze beschikking is op 8 mei 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 12 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.