ECLI:NL:RBROT:2020:4288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
C/10/593971 / JE RK 20-854
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing en vaststellen omgangsregeling in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te laten vervallen en een omgangsregeling vast te stellen voor zijn kinderen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.A. Tahavol Ghoreyshi, verzocht om een regeling waarbij de omgang met de kinderen geleidelijk zou worden opgebouwd, te beginnen met begeleide omgang. De GI, vertegenwoordigd door mw. [naam vertegenwoordigster], voerde verweer en stelde dat het contact momenteel niet wenselijk was vanwege de onrust in het leven van de kinderen en de omstandigheden rondom de vader, die onder toezicht stond vanwege huiselijk geweld. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Erkens, steunde het verzoek van de vader, maar gaf aan dat zij niet betrokken mocht worden bij het contact met de vader. De kinderrechter heeft de zaak telefonisch behandeld vanwege de coronamaatregelen en kwam tot de conclusie dat het verzoek van de vader niet ontvankelijk was op basis van artikel 1:264 BW, omdat het e-mailbericht van de GI niet als een schriftelijke aanwijzing kon worden opgevat. Het verzoek om een omgangsregeling werd afgewezen, omdat de kinderrechter van oordeel was dat het thans onverantwoord was om een concrete regeling op te leggen zonder overleg met alle betrokken partijen. De kinderrechter benadrukte het belang van een zorgvuldige aanpak, gezien de jonge leeftijd van de kinderen en de recente onrust in hun leven. De kinderrechter heeft de zaak afgesloten met de beslissing om het verzoek van de vader af te wijzen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/593971 / JE RK 20-854
datum uitspraak: 8 mei 2020

beschikking

in de zaak van

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. A.A. Tahavol Ghoreyshi,
met betrekking tot

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van mr. A.A. Tahavol Ghoreyshi namens de vader van
27 maart 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- aanvullende stukken van mr. A.A. Tahavol Ghoreyshi namens de vader van 23 april 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- het verweerschrift met bijlagen van de GI van 23 april 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- het verweerschrift van mr. M. Erkens namens de moeder van 22 april 2020, ingekomen bij de griffie op 23 april 2020.
Op 24 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
De kinderrechter heeft door middel van een conference call telefonisch gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Erkens,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.A. Tahavol Ghoreyshi,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 23 april 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot
2 mei 2020.
Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling met zaaknummer
C/10/593380 / JE RK 20-737. De kinderrechter heeft ter zitting op 24 april 2020 beslist dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd tot
2 mei 2021.
In reactie op een e-mailbericht van de vader heeft de jeugdbeschermer op
20 maart 2020 aan de vader een e-mailbericht toegezonden met de volgende inhoud:
“Op dit moment vinden wij het niet wenselijk dat er omgang is tussen jou en de kinderen vanwege de gebeurtenissen van de afgelopen periode. Daarnaast heb jij gebiedsverboden en kan je niet ver van jouw eigen huis vandaan, waardoor omgang met de kinderen op dit moment te belastend is. Daarnaast hebben de kinderen rust nodig om de gebeurtenissen te kunnen verwerken. Er is ook geen omgang vastgelegd door de rechtbank tussen jou en de kinderen. Mocht jij dit willen dan kan je samen met je advocaat een verzoek tot omgang indienen bij de rechtbank.”
Volgens de vader moet dit e-mailbericht gezien worden als een schriftelijke aanwijzing (hierna: SA).

Het verzoek

De vader verzoekt de SA van 20 maart 2020 op grond van artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervallen te laten verklaren alsmede de omgang vast te stellen, inhoudende een omgangsregeling van:
Eerste maand na beschikking: begeleid omgang van anderhalf uur per maand bij de GI op kantoor, onder begeleiding van de GI;
Tweede maand na beschikking: omgang bij oma/opa vz (mogelijk onder begeleiding van derde) voor de duur van twee uur iedere twee weken;
Derde maand na beschikking: omgang bij oma/opa vz voor de duur van 3 uur iedere twee weken.
Waarbij er iedere volgende maand een evaluatie is waar uitbreiding van de omgang wordt besproken.
Dan wel een omgangsregeling vast te stellen zoals uw rechtbank in goede justitie en in het belang van de minderjarigen juist acht.
Daarnaast heeft de vader verzocht om bovenstaand verzoek te behandelen als een geschil met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling op grond van artikel 1:262b BW.
Door en namens de vader wordt het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI had geen bevoegdheid om een SA te geven en daarmee het contact tussen de vader en de kinderen stop te zetten. De vader heeft de kinderen al lange tijd niet gezien. De vader heeft een gebiedsverbod opgelegd gekregen. De schorsingsvoorwaarden, waaronder de vader uit voorlopige hechtenis is geschorst, lopen tot aan de inhoudelijke strafzitting die gepland staat op 2 juni 2020 bij de rechtbank Rotterdam. De vader wil nu een concrete contactregeling met de kinderen vastleggen via de rechter. De grootouders vaderszijde (vz) kunnen een rol spelen bij het vormgeven van de contactregeling. De vader wil meewerken aan de bezoeken op het kantoor van de GI. De GI wil niet dat de vader de kinderen op korte termijn gaat zien zonder overleg met een gedragswetenschapper. De vader hoopt dat de GI vertrouwen in hem gaat krijgen.

De standpunten

De GI heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader. Het e-mailbericht d.d. 20 maart 2020 kan niet gezien worden als een SA. De GI verbiedt niet het contact tussen de vader en de kinderen, maar het contact is momenteel niet wenselijk vanwege de gebeurtenissen in het afgelopen half jaar. De moeder is met de kinderen met een code rood naar een geheime plek vertrokken. De kinderen moeten wennen aan deze nieuwe omgeving en hebben rust nodig. De gebeurtenissen zijn heel schadelijk geweest voor de kinderen. Daarnaast heeft de vader nooit meegewerkt met de GI. De GI vindt het niet in het belang van de kinderen dat er momenteel contact is met de vader.
Ter zitting heeft de GI aangegeven open te staan voor een contact tussen de vader en de kinderen. De GI wil hiervoor eerst in overleg met de gedragswetenschapper en advocaten. De bezoeken zullen in het begin begeleid moeten plaatsvinden. Ook moet de vader zich aan de voorwaarden houden die de GI opstelt. Daarnaast moet de geheime locatie van de moeder in acht worden genomen. De veiligheid van de kinderen staat centraal. Ook moet de eventuele inzet van de grootouders vz worden beoordeeld en besproken.
Door en namens de moeder wordt ter zitting aangegeven dat de GI met het e-mailbericht een besluit met een rechtsgevolg heeft genomen. De GI had dit besluit niet mogen nemen op grond van artikel 1:265f BW. Er moet snel duidelijkheid komen over de manier waarop de vader contact kan hebben met de kinderen. De moeder vindt het contactherstel tussen de vader en de kinderen belangrijk. De kinderen missen hun vader. De moeder wil samen met de vader een ouderschapsplan opstellen. De moeder mag van de GI geen contact hebben met de vader en familie van de vader. Dit maakt het voor de moeder lastig om het contact tussen de vader en de kinderen vorm te geven. De GI moet ook mee willen werken aan het contactherstel. De moeder vindt het goed als de grootouders vz een rol krijgen. De moeder wil dat het contact begeleid wordt en langzaam wordt opgebouwd. Het is verstandig om via de rechter een concreet contactmoment vast te leggen.

De beoordeling

Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de ouders en hun advocaten en de vertegenwoordigster van de GI telefonisch gehoord. De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
Op verzoek van een met het gezag belaste ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren (artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek). Hierbij dient de kinderrechter eerst te beoordelen of het e-mailbericht van de GI aan de vader d.d. 20 maart 2020 opgevat kan worden als een schriftelijke aanwijzing. Het e-mailbericht van de GI is een reactie op een e-mailbericht van de vader d.d. 19 maart 2020, waarin de vader aangeeft dat hij zo snel mogelijk contact wil met de kinderen. De kinderrechter is van oordeel dat de bewoordingen in het e-mailbericht van de GI onvoldoende concreet zijn om daaruit een SA op te vatten. De vader is daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek op grond van artikel 1:264 BW.
Subsidiair heeft de vader op grond van artikel 1:262b BW verzocht om het verzoekschrift als een geschil te beslechten. De vader wil de volgende contactregeling laten vaststellen:
  • Eerste maand na beschikking: begeleid omgang van anderhalf uur per maand bij de GI op kantoor, onder begeleiding van de GI;
  • Tweede maand na beschikking: omgang bij oma/opa vz (mogelijk onder begeleiding van derde) voor de duur van twee uur iedere twee weken;
  • Derde maand na beschikking: omgang bij oma/opa vz voor de duur van 3 uur iedere twee weken.
De GI bepleit dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat de vader het verzoek had moeten baseren op artikel 1:253a BW (vaststellen verdeling zorg- en opvoedtaken). De kinderrechter is van oordeel dat dit verweer verworpen dient te worden, nu beide ouders bereid zijn gebleken om met elkaar en de raadslieden in overleg te treden om te komen tot een ouderschapsplan. Omdat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht staan van de GI is de medewerking en instemming van de GI daarbij vereist. De kinderrechter verklaart het verzoek van de vader ontvankelijk en zal inhoudelijk een beslissing nemen op het verzoek.
Op 29 juli 2019 is [naam minderjarige 3] geboren. De moeder heeft alleen het gezag over [naam minderjarige 3] . [naam minderjarige 3] is niet in deze procedure betrokken. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn twee zeer jonge kinderen. De kinderen verblijven momenteel met de moeder op een geheime plek met code rood vanwege huiselijk geweld van de vader richting de moeder. De vader heeft hiervoor in voorlopige hechtenis gezeten en is bij beschikking van 10 maart 2020 van de raadkamer van de rechtbank Rotterdam geschorst met ingang van 13 maart 2020 met onder andere de bijzondere voorwaarde dat de vader zich gedurende de schorsing niet binnen een straal van 5 km van het adres [adres] , [postcode] Vlaardingen bevindt en de vader zich niet bevindt in de gehele provincie Flevoland.
De moeder staat open voor de door de vader verzochte contactregeling met de kinderen zonder dat zij hierbij betrokken wordt. Ter zitting is gebleken dat de moeder kan instemmen met de inzet en hulp van de grootouders vz bij het realiseren van het contactherstel tussen de vader en de kinderen. De advocaat van de moeder heeft aangevoerd dat de moeder klem zit nu de GI de moeder heeft verboden contact te hebben met de vader en zijn familie. De GI heeft naar voren gebracht weinig vertrouwen te hebben in de vader in het nakomen van afspraken. Daarnaast acht de GI eerst een overleg met een gedragswetenschapper noodzakelijk alvorens concrete afspraken worden gemaakt over het contact tussen de vader en de kinderen. De GI verzoekt ook om te wachten met het opstarten van het contact in afwachting tot de inhoudelijke behandeling van de strafzaak van de vader. Te verwachten is dat de vader mogelijk een contactverbod met de moeder opgelegd zal krijgen. De afgelopen periode hebben de kinderen veel onrust en een recente verhuizing meegemaakt. Zij hebben tijd nodig om tot rust te komen. Bovendien zijn de adresgegevens van de moeder geheim. Ter zitting heeft de GI zich bereid verklaard om een groot overleg te plannen in samenspraak met de ouders, hun raadslieden en een gedragswetenschapper.
Gelet op de zeer jonge leeftijd van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is de kinderrechter van oordeel dat het thans onverantwoord is om, zonder dergelijk overleg af te wachten, nu een concrete contactregeling op te leggen. De kinderrechter heeft begrip voor het standpunt van de GI om een gedragswetenschapper erbij te betrekken en de rol van de grootouders vz te onderzoeken nu deze mogelijk een rol toebedeeld krijgen bij het contactherstel. De feitelijke uitvoering van een contactregeling vergt overleg met alle partijen om op een verantwoordelijke wijze tot contactherstel te komen. Het is momenteel te vroeg om een contactregeling op te leggen zoals door de vader verzocht. De kinderrechter gaat er vanuit dat op korte termijn een groot overleg gaat plaatsvinden en dat hieruit een begeleid bezoek voortkomt. De kinderrechter wijst het verzoek van de vader daarom af.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.L.L. Briët, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2020.
De kinderrechter is afwezig en daardoor buiten staat de schriftelijke bevestiging van deze beslissing mede te ondertekenen. Gezien door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter tevens teamvoorzitter, in bijzijn van de griffier.