ECLI:NL:RBROT:2020:4310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
C/10/595269 / JE RK 20-1108
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 mei 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak werd behandeld in het kader van de coronamaatregelen, waardoor de zitting met gesloten deuren plaatsvond en betrokkenen telefonisch gehoord werden. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West had op 17 april 2020 een verzoekschrift ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een gesloten accommodatie, maar dit verzoek werd tijdens de zitting gewijzigd naar een plaatsing bij de tante moederszijde, [naam].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] al langere tijd is uitgeleerd binnen de gesloten setting van Intermetzo en dat er een positieve ontwikkeling heeft plaatsgevonden. De ouders van [naam kind] gaven toestemming voor de plaatsing bij de tante, wat de voorkeur had boven een gesloten jeugdzorg. De kinderrechter oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind], zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter verleende een machtiging tot uithuisplaatsing bij de tante, gevolgd door een machtiging voor plaatsing bij Auriga, en wees het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp af.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/595269 / JE RK 20-1108
datum uitspraak: 1 mei 2020

beschikking machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2003 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 17 april 2020, ingekomen bij de griffie op
21 april 2020,
- de verklaring d.d. 30 april 2020 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 1 mei 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen.
Omdat in verband met het COVID-19 virus de rechtbanken slechts zeer beperkt toegankelijk zijn, zijn betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch gehoord te worden.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , bijgestaan door mr. G.H. Kroon,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft op een gesloten groep van Intermetzo te Eefde.
Bij beschikking van 24 januari 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
[geboortedatum kind] 2021.
Bij beschikking van 24 januari 2020 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 9 februari 2020 tot 9 mei 2020.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
De GI heeft ter terechtzitting het verzoek gewijzigd in een machtiging tot uithuisplaatsing bij de tante moederszijde (mz), [naam] , gevolgd door een machtiging tot uithuisplaatsing bij Auriga. De GI heeft het gewijzigde verzoek als volgt toegelicht. De mogelijkheden van [naam kind] bij Intermetzo zijn ten volle benut. Zij is al een hele tijd klaar met leren. Er zou daarom worden toegewerkt naar een plaatsing bij Auriga. Vanwege het coronavirus konden de wenafspraken echter niet doorgaan, waardoor nog niet is toegewerkt naar een overplaatsing. Tot voor kort was er ter overbrugging naar Auriga geen alternatief voorhanden. Inmiddels geven de ouders toestemming voor een verblijf van [naam kind] bij de tante mz. Nu ook [naam kind] dit graag wil, heeft een plaatsing bij de tante mz de voorkeur boven de gesloten jeugdzorg. De plaatsing kan voor de einddatum van de huidige machtiging gesloten jeugdhulp worden gerealiseerd.

De standpunten

Door en namens [naam kind] is naar voren gebracht dat zij is uitbehandeld bij Intermetzo. [naam kind] sluit zich aan bij de verklaring van de gedragswetenschapper, die niet instemt met een gesloten machtiging. Er is een reëel alternatief voor een verblijf bij Intermetzo, te weten een verblijf bij de tante mz. De huidige machtiging gesloten jeugdhulp loopt af op 9 mei 2020. Dat geeft voldoende tijd om de plaatsing bij de tante mz te realiseren. Het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen dient te worden afgewezen.
De vader heeft aangegeven dat een plaatsing bij de tante mz voor nu de beste oplossing is voor [naam kind] . De vader had verwacht dat [naam kind] wel bij Auriga terecht zou kunnen zonder wenafspraken omdat zij daar eerder heeft verbleven, maar Auriga wil daar niet aan mee werken.
De moeder heeft zich aangesloten bij het standpunt van de vader. [naam kind] dient niet langer in de geslotenheid te verblijven. Een plaatsing bij de tante mz is de beste oplossing ter overbrugging naar een plaatsing bij Auriga.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] al langere tijd is uitgeleerd binnen de gesloten setting van Intermetzo. Gelet op de positieve ontwikkeling die zij heeft doorgemaakt, is zij toe aan een overplaatsing naar een open groep bij Auriga. De verwachting was dat [naam kind] begin mei 2020 overgeplaatst kon worden.
Vanwege het coronavirus konden de wenafspraken bij Auriga de afgelopen periode niet doorgaan. Auriga is van mening dat een dergelijke wenperiode noodzakelijk is voor het slagen van een goede overplaatsing.
Nu alle betrokkenen hiermee akkoord zijn, is de kinderrechter van oordeel dat [naam kind] bij de tante mz kan gaan verblijven, ter overbrugging naar een plaatsing bij Auriga. De periode van de huidige machtiging gesloten jeugdhulp, te weten de periode tot 9 mei 2020, kan gebruikt worden om het verblijf bij de tante mz te realiseren.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal een machtiging bij de tante mz verlenen, gevolgd door een machtiging voor plaatsing bij Auriga. Het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen wordt afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de tante moederszijde ( [naam] ), gevolgd door een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (Auriga) tot [geboortedatum kind] 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2020 door
mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.