ECLI:NL:RBROT:2020:4338

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
C/10/590462 / JE RK 20-281 en C/10/590571 / JE RK 20-301
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een kind in het kader van ernstige zorgen over de opvoedsituatie

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 21 april 2020, is de kinderrechter tot de conclusie gekomen dat er ernstige zorgen bestaan over [naam kind], geboren in 2008. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij een conflictueuze relatie, wat leidt tot een onveilige opvoedsituatie voor het kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, om de situatie van [naam kind] te monitoren en noodzakelijke hulpverlening te kunnen bieden. De kinderrechter heeft de ouders telefonisch gehoord, aangezien een fysieke zitting niet mogelijk was vanwege de coronamaatregelen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] getuige is geweest van ernstige ruzies tussen de ouders, wat heeft geleid tot fysieke en sociaal-emotionele onveiligheid. Ondanks de bereidheid van de vader om hulp te zoeken, zijn de ouders onvoldoende in staat om de zorgen weg te nemen. De kinderrechter heeft daarom besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, met ingang van 21 april 2020 tot 21 april 2021. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in aanwezigheid van griffier V. Beenakker. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/590462 / JE RK 20-281 en C/10/590571 / JE RK 20-301
datum uitspraak: 21 april 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 7 februari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het besluit van de Raad om het verzoek te handhaven van 23 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 14 april 2020.
Op 21 april 2020 zou de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandelen. Vanwege het beleid van de Raad voor de Rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de betrokkenen telefonisch gehoord. De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.
De kinderrechter heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 21 april 2020 tegelijkertijd
telefonisch gehoord:
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond, hierna te noemen GI, [naam vertegenwoordigster 2] .
De moeder is telefonisch niet bereikbaar gebleken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de ouders.
Bij beschikking van 29 januari 2020 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot 29 april 2020. De beslissing omtrent het overig verzochte is aangehouden.
Bij beschikking van 7 februari 2020 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg verlengd tot 29 april 2020.
De machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] is op 14 februari 2020 ingetrokken.
Het aangehouden verzoek en het standpunt van de Raad
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. Er bestaan ernstige zorgen over [naam kind] . De zorgen liggen voornamelijk in de ernstige ruzies tussen de ouders, waarvan [naam kind] getuige is. [naam kind] wordt belast met volwassenproblematiek. Ook is [naam kind] vaak afwezig van school, waardoor hij toetsmomenten mist. Hoewel de ouders zeggen mee te willen werken met de hulpverlening, zijn zij eerder ambivalent gebleken in het accepteren hiervan. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om zicht te verkrijgen op de opvoedsituatie en de noodzakelijke hulpverlening te kunnen inzetten. Na de zitting zal de uitvoering van de ondertoezichtstelling worden overgedragen aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West in verband met de verhuizing. Het is van belang dat een warme overdracht plaatsvindt, zodat op korte termijn een nieuwe jeugdbeschermer betrokken wordt in het gezin. Er moet worden gewerkt aan belangrijke doelen, zoals huiselijk geweld, het middelengebruik van de moeder en het schoolverzuim van [naam kind] .

Het standpunt van de GI

De GI staat achter het verzoek van de Raad. Het is van belang dat de gezinssituatie in kaart wordt gebracht. Het wijkteam is momenteel betrokken. In eerste instantie was de hulp voornamelijk gericht op de financiële situatie van de ouders. Op dit moment is het van belang dat er zicht wordt verkregen op de gezinsdynamiek. In het verleden zijn de ouders ambivalent gebleken in het accepteren van hulpverlening. Echter, wanneer een passende jeugdbeschermer betrokken wordt is de vader bereid om goed mee te werken. Om die reden is het noodzakelijk dat er een warme overdracht plaatsvindt.

Het standpunt van de vader

De vader heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De vader deelt mede dat de moeder gisteren na ruzie is vertrokken met de paspoorten en de auto, terwijl haar rijbewijs is afgenomen door de politie. Volgens de vader is de moeder ernstig verslaafd. Wat betreft het schoolverzuim stelt de vader dat dit enkel was toen [naam kind] uit huis was geplaatst en toen hij ziek is geweest. Het gezin was van plan om naar Spanje te emigreren. Omdat [naam kind] hier echter niet kon wennen zijn zij terug naar Nederland gekomen. Een ondertoezichtstelling is niet nodig volgens de vader. De vader heeft een tijd geleden zelf om hulp gevraagd en dit is hem toen nooit geboden. Nu de moeder niet meer bij [naam kind] en de vader woont, vindt de vader hulpverlening niet noodzakelijk. De vader zal hulp zoeken als dit weer nodig is. Indien de kinderrechter een ondertoezichtstelling noodzakelijk acht zou de vader graag willen dat er geen overdracht naar een andere gecertificeerde instelling plaatsvindt, omdat [naam kind] gewend is aan de huidige jeugdbeschermer.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en wat mondeling naar voren is gebracht blijkt dat er ernstige zorgen over [naam kind] bestaan. [naam kind] is meerdere malen getuige geweest van de conflicten tussen de ouders. Door de escalaties tussen de ouders heeft [naam kind] fysieke en sociaal-emotionele onveiligheid gekend. Het betreft een kwetsbaar gezin met zorgen op meerdere leefgebieden, waaronder het middelengebruik en de persoonlijke problematiek van de moeder en relatieproblemen tussen de ouders. [naam kind] heeft veel wisselende verblijfplaatsen en opvoeders gekend. Ook is er sprake van schoolverzuim. Het is van belang dat er hulpverlening wordt ingezet, zodat er stabiliteit in de thuissituatie kan worden gecreëerd.
Hoewel het positief is dat de vader zich mondeling bereid heeft verklaard hulp te zoeken als dit nodig is, zijn de ouders onvoldoende in staat om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. De vader bagatelliseert de zorgen door er van uit te gaan dat alle zorgen met het vertrek van de moeder zijn verdwenen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het gedwongen kader, en daarmee betrokkenheid van een jeugdbeschermer, noodzakelijk is om de situatie te monitoren en ervoor te zorgen dat de benodigde hulpverlening wordt ingezet en (blijvend) wordt geaccepteerd. In de komende maanden moet zicht worden verkregen op de opvoedsituatie. Indien de ouders niet meer samenwonen moet worden gekeken hoe de omgang met de moeder kan worden vormgegeven. Het is van belang dat [naam kind] weer naar school kan gaan en opgroeit in een veilige en stabiele opvoedomgeving.
Omdat de ouders zijn verhuisd is het noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West betrokken wordt. Het is van belang dat er een warme overdracht plaatsvindt, zodat een jeugdbeschermer betrokken wordt die passend is bij het gezin.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, regio Zuid-Holland Zuid, met ingang van 21 april 2020 tot 21 april 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2020 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V. Beenakker als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 mei 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.